maaien van overgebleven gras tot het minimum
te beperken.
3. Zorg ervoor dat een nieuwe maaibaan de vorige
maaibaan zo weinig mogelijk overlapt. Om ervoor
te zorgen dat het u gazon in een rechte lijn maait en
de machine op een gelijke afstand van de rand van
de vorige maaibaan blijft, moet u uitgaan van een
denkbeeldige zichtlijn, ongeveer 1,8 tot 3 m vóór
machine tot de rand van het ongemaaide deel van de
green Figuur 29 en Figuur 30). Sommige bestuurders
vinden het handig de buitenrand van het stuurwiel deel
te laten uitmaken van de zichtlijn; d.w.z. de rand van het
stuurwiel in een rechte lijn te houden ten opzichte van
een punt dat altijd op dezelfde afstand van de voorkant
van de machine blijft (Figuur 29 en Figuur 30).
4. Als de voorkant van de manden over de rand van
het gazon komen, moet u de hef/maaihendel naar
achteren bewegen. Hiermee brengt u de messenkooien
tot stilstand en brengt u de maaidekken omhoog.
De timing van deze procedure is belangrijk om te
voorkomen dat de maaidekken het aangrenzende
terrein maaien. Het is echter raadzaam een zo
groot mogelijk deel van de green te maaien om de
hoeveelheid gras langs de buitenrand dat nog moet
worden gemaakt, tot het minimum te beperken.
5. U kunt de werktijd bekorten en de machine eenvoudig
voor de volgende maaibaan opstellen door de machine
een ogenblik in de tegenovergestelde richting te draaien
en daarna in de richting van het ongemaaide deel; d.w.z.
als u naar rechts wilt draaien, draait u eerst iets naar
links en dan naar rechts. Op deze manier kunt u de
machine sneller richten voor de volgende maaibaan.
Volg dezelfde procedure als u in de andere richting
draait. Het is verstandig een draaiing zo kort mogelijk
maken. Maak echter bij warm weer een ruimere boog
om het gras zo min mogelijk te beschadigen.
1. Markeringsstrook
2. Ongeveer 12,7 cm
Opmerking: Wegens de aard van de
stuurbekrachtiging zal het stuurwiel niet terugkeren in
zijn oorspronkelijke stand nadat u de machine heeft
gedraaid.
Belangrijk: U mag de machine nooit tot stilstand
brengen op een green terwijl de messenkooien van
het maaidek draaien, omdat hierdoor de green
kan worden beschadigd. Laat de machine ook
niet stoppen op een natte green omdat de wielen
van de machine dan sporen of afdrukken kunnen
achterlaten.
6. Als het alarm van de lekdetector klinkt als u een gazon
maait, moet u onmiddellijk de maaidekken omhoog
brengen, het gazon afrijden en de machine buiten het
gazon tot stilstand brengen. Stel vast waarom het alarm
is overgegaan, en verhelp het probleem.
7. Maak het werk af door de buitenste rand van de green
te maaien. Zorg ervoor dat u in een andere richting
maait dan de voorgaande keer. Let altijd op het weer en
de greenomstandigheden en zorg ervoor dat u in een
andere richting maait dan de voorgaande keer. Plaats
de vlag terug.
8. Verwijder al het maaisel uit de grasmanden voordat
u de machine naar het volgende green rijdt. Zwaar
en vochtig maaisel vormt een overmatige belasting
van de manden en voegt onnodig gewicht toe aan de
machine, waardoor de motor, het hydraulische systeem,
de remmen, enz. zwaarder worden belast.
28
Figuur 30
3. Maai het gras aan de
linkerkant.
4. Blijf u richten op een
punt op 1,8-3 m vóór de
machine.