Contactschakelaar
Steek het sleuteltje in het contact (Figuur 15) en draai dit zo
ver mogelijk naar rechts op START om de motor te starten.
Laat het sleuteltje direct los als de motor start; het sleuteltje
komt automatisch op AAN. Draai het contactsleuteltje naar
links op Uit om de motor af te zetten.
Hendel voor stuurwielvergrendeling
Draai de hendel (Figuur 16) naar voren om het stuurwiel te
verstellen, hoger of lager te zetten overeenkomstig de wensen
van de bestuurder en draai daarna de hendel naar achteren om
het stuurwiel in de gekozen stand en hoogte te vergrendelen.
Figuur 16
1. Hendel voor stuurwielvergrendeling
Vergrendelknop van stuurstangarm
Draai de knop los (Figuur 17) totdat de borst van de knop
vrijkomt uit de inkepingen in de stuurstangarm. Zet de
stuurstangarm hoger of lager op de gewenste hoogte terwijl
u de borst van de knop recht voor een inkeping in de
stuurstangarm houdt. Draai de knop vast om de afstelling
te borgen.
Figuur 17
1. Vergrendelknop van stuurstangarm
Brandstofafsluitklep
Sluit de brandstofafsluitklep (Figuur 18) onder de benzinetank
voordat u de machine opslaat of transporteert op een
vrachtwagen of een aanhanger.
1. Brandstofafsluitklep (onder de brandstoftank)
Wethendel
De wetschakelaar (Figuur 19) wordt in combinatie met de
maai-/hefhendel gebruikt om de messenkooien te wetten.
1. Wethendel
Toerenregelaar van messenkooien
Met de toerentalregeling van de messenkooien(Figuur 19)
kunt u het toerental van de messenkooi regelen.
20
Figuur 18
Figuur 19
2. Toerenregelaar van
messenkooien