toestelvermogen van dat moment gesymboliseerd (veel
streepjes betekent hoog vermogen).
Indien er warmtevraag voor cv is, verschijnt er tevens een
radiatorsymbool op het display (zie figuur 7).
Bij tapvraag is er een kraansymbool zichtbaar (zie figuur 7).
Let op: tapvraag heeft altijd voorrang op cv-warmtevraag.
Gedurende afwezigheid kan men het toestel in de vakan-
tiemode zetten. Op dat moment is er een koffersymbool
op het display zichtbaar (zie figuur 7).
In deze mode is het vorstbeveiligings-programma actief.
bar
Figuur 7. Display symbolen behorende bij
warmtevraag
Figuur 8. Plaats bypass (kortsluitleiding)
4 INSTALLATIE
4.1 Plaatsen toestel
Handel altijd volgens de laatste eisen zoals omschreven
in de meest recente uitgave van het bouwbesluit,
NEN 1078, NPR 3378, NEN 1087, NPR 1088, NEN 2757,
NEN 3028, NEN 1010 en NEN 1006; AVWI of de meest
recente van toepassing zijn de normen. Houd tevens
rekening met de plaatselijk geldende voorwaarden.
1. Monteer de ophangstrip waterpas tegen de muur.
Zorg ervoor dat aan weerszijden van het toestel mini-
maal 10 cm vrije ruimte ter beschikking blijft ten be-
hoeve van onderhoud en service aan het toestel.
2. Hang het toestel met de omzetting, die aan de boven-
kant zit, in de ophangstrip.
3. Verwijder de afdichtingsstoppen van de aansluitleidingen.
Let op: er kan vuil water uit het toestel lopen.
4. Vul de sifon met leidingwater (zie figuur 10).
4.2 CV-circuit
Ontluchting
Voorzie de installatie op het hoogste punt van een ontluch-
tingsmogelijkheid.
12
Vullen aftappen
Voor het vullen of aftappen dient het toestel voorzien te
zijn van netspanning. Zolang de druk in het systeem
lager dan 0,6 bar is, zal de pomp niet gaan draaien.
Voordat men gaat vullen, dient men de cv- en sanitair-
installatie te spoelen met schoon leidingwater.
Het toestel zelf is niet voorzien van een vul-enaftapkraan.
Alleen de buffertank is voorzien van een aftapkraan.
Men dient te vullen middels de kraan die in de installatie
is opgenomen (of opgenomen dient te worden). Vul het
toestel tot een druk tussen de 1,5 bar en de 2 bar.
Het toestel (niet de installatie) wordt ontlucht door
twee, boven op het toestel gemonteerde, automatische
ontluchters. De ontluchters dienen geopend te worden
voor ingebruikstelling. Draai hiervoor de plastic dopjes
boven op de ontluchters los.
Werkdruk
De ketel dient in koude toestand gevuld te worden tot
een druk tussen de 1,5 en de 2 bar. In de installatie
dient in de aanvoerleiding, zo dicht mogelijk bij het toe-
stel, een overstortventiel opgenomen te worden.
Dit ventiel dient te openen bij een druk van 3 bar (1/2",
ontlastcapaciteit 100 kW).
In de retourleiding, zo dicht mogelijk bij het toestel,
dient een expansievat geplaatst te worden. De grootte
van het expansievat is afhankelijk van de inhoud van de
installatie, en de temperatuur waarop deze is uitgelegd.
Thermostaatkranen
Bij toepassing van alleen thermostaatkranen dient men in
de installatie, zo ver mogelijk van de ketel verwijderd, een
bypass te installeren. Deze dient zodanig ingeregeld te zijn
dat er een minimale flow van 400 ltr/h over het toestel
gewaarborgd is (zie figuur 8).
Toevoegmiddelen
Ter bescherming van de aluminium warmtewisselaar is het
niet toegestaan om zonder overleg met AWB aan het cv-
water toevoegmiddelen toe te dienen.
Algemeen
– Monteer leidingen, ter voorkoming van geluid, spanningvrij.
– Neergaande leidingen moeten worden voorzien van een
ontluchtingsmogelijkheid.
– De PH-waarde van het cv-water moet tussen de 3,5 en
de 8,5 liggen.
4.3 Sanitairaansluitingen + condensafvoer
De aansluitingen voor sanitair koud en sanitair warm zijn
weergegeven in de maatschetsen (zie figuur 2).
Voor aansluitschema externe boiler NTC zie figuur 16.
Inlaatcombinatie
In de koud waterleiding dient een Kiwa-gekeurde inlaat-
combinatie geplaatst te worden die voorzien is van een
terugslagklep, een overstort ventiel (8 bar) en een afsluiter.
Doseerventiel, filter
In het koudwatercircuit zijn een doseerventiel (figuur 1-punt
27) en een filter (figuur 1-punt 23) opgenomen. Het filter
heeft als taak de doorstroomsensor te beschermen tegen
grove vuil deeltjes in het leidingsysteem en dient tijdens
een servicebeurt geïnspecteerd en eventueel gereinigd te
worden. Het filter is te demonteren volgens figuur 9.