Bediening
Hardware-adressering
Hardware-adressering wordt geconfigureerd als volgt:
1.
Zet DIP-schakelaar 8 (SW/HW) op "OFF".
2.
Configureer het adres met DIP-schakelaars 1 t/m 7 (zie afbeelding hierboven).
3.
Wacht 10 seconden tot de adresverandering van kracht wordt. Het instrument wordt
herstart.
DIP-schakelaar
Weging in "On"-positie
Weging in "Off"-positie
Software-adressering
Software-adressering wordt geconfigureerd als volgt:
1.
Zet DIP-schakelaar 8 (SW/HW) op "On" (fabrieksinstelling).
2.
Het instrument wordt herstart.
3.
Het instrument meldt het huidige adres. Fabrieksinstelling: 126
4.
Configureer het adres via het configuratieprogramma.
Zie het volgende hoofdstuk voor het invoeren van het nieuwe adres met FieldCare.
Zie voor andere bedieningsprogramma' s de bijbehorende bedieningshandleidingen.
Configureren van het nieuwe adres met FieldCare. DIP-schakelaar 8 (SW/HW) is ingesteld op "On"
(SW):
1.
Kies in het menu "Device Operation", de optie "Connect". Het scherm "Open Connection
Wizard" wordt getoond.
2.
Het instrument meldt het huidige adres. Fabrieksinstelling: 126
3.
Het instrument moet worden losgekoppeld van de bus voordat u een nieuw adres aan het
instrument kunt toekennen. Kies daarvoor de optie "Disconnect" in het menu → "Device
Operation".
Kies via het menu "Device Operation", → "Device Functions" → "Additional Functions" → "Set
4.
Device Station Address". Het scherm "PROFIdtm DPV1 (Set Device Station address)" wordt
getoond.
5.
Voer het nieuwe adres in en bevestig dit met "Set".
6.
Het nieuwe adres wordt aan het instrument toegekend.
1)
Het adres 126 kan niet worden veranderd via het menu. Na een reset (code 2712) wordt het adres opgeslagen als
standaard adres in het instrument.
32
1
2
3
1
2
4
0
0
0
Deltabar S PROFIBUS PA
4
5
6
8
16
32
0
0
0
1))
7
64
0
Endress+Hauser