Pagina 4
Elektrodebewaaroplossingen Elektrodereiningingsoplossingen Elektrodehervuloplossingen ORP-voorbehandelingsoplossingen pH-elektrodes ORP-elektrodes Verlengkabel voor schroefelektroden Andere accessories...
Pagina 5
Alle rechten voorbehouden. Reproductie, geheel of gedeeltelijk, is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende, Hanna Instruments. Hanna Instruments behoudt zich het recht om het ontwerp, de constructie of het uiterlijk van zijn producten te wijzigen zonder voorafgaande kennisgeving. Garantie Alle rechten voorbehouden.
Pagina 6
Elk instrument wordt geleverd met: • HI1131B gecombineerde elektrode • HI76312 vierring EC-elektrode met ingebouwde temperatuursensor en ID • HI7662-W temperatuursonde • HI7082S elektrolytoplossing • HI76404W elektrodehouder • kalibratieoplossingen voor EC en pH • 1 pipet • stroomadapter • Handleiding Bewaar al het verpakkingsmateriaal totdat u zeker weet dat het instrument goed functioneert.
Pagina 7
FUNCTIEBESCHRIJVING VOORAANZICHT Lcd-scherm Functietoetsen om het instrument in of uit te schakelen stroomtoevoer USB-aansluiting BNC-connectie connectie voor temperatuursonde referentie-ingang ingang geleidbaarheidselektrode H I 5 5 2 2 R e f. Te m p. pH / OR P / IS E Ch a n n e l 2 Ch a n n e l 1 P ow e r...
Pagina 8
T em perature m es s ages area value & unit V irtual keys SPECIFICATIES HI5522 HI5521 Bereik -2,0 tot 20,0, -2,00 tot 20,00, -2,000 tot 20,000 pH Resolutie 0,1 pH, 0,01 pH, 0,001 pH Nauwkeurigheid ±0,1 pH, ±0,01 pH, ±0,002 pH...
Pagina 9
HI5522 HI5521 Bereik ±2000 mV Resolutie 0,1 mV Nauwkeurigheid ±0,2 mV Bereik 1 x 10-7 tot 9,99 x 1010 con- centratie ±0,2 mV Resolutie 1, 0,1, 0,01 concentratie Nauwkeurigheid ±0,5 % monovalente ionen, ±1 % divalente Conductiviteit Bereik 0,000 tot 9,999 µS/cm, 10,00 tot 99,99 µS/cm, 100,0 tot 999,9 µS/cm, 1,000 tot 9,999 mS/cm, 10,00 tot 99,99 mS/...
Pagina 10
HI5522 HI5521 Temperatuur 3 punten Offset bereik relatieve mV ±2000 mV Ingangskanalen 1 pH/mV/ISE + 1 EC 1 pH/mV + 1 EC CAL Check™ pH-elektrode en buffer- conditie Temperatuurcompensatie pH: automatisch of manueel van -20,0 tot 120,0 °C, EC: lineair en niet-lineair (natuurlijk water)
Pagina 11
OPSTARTEN • Zorg ervoor dat het toetsenbord niet door de hand of voorwerpen wordt bedekt bij het inschakelen van de meter. • Schakel het instrument aan met de aan/uit-knop op het achterpaneel van het instrument. • Wacht tot het instrument het initialisatieproces voltooit. Het is normaal dat het laadproces enkele seconden duurt.
Pagina 12
BASIS De belangrijkste gemeten waarde en de eenheden worden weergegeven op het lcd-scherm, samen met de temperatuurwaarde, temperatuursensorsta- tus en basiskalibratie-informatie (indien beschikbaar). De basisweergavemodus kiezen: • Druk tijdens de meetmodus op DISPLAY. Het bericht ‘Select Display Confi- guration’ wordt weergegeven in het veld Reminder messages. •...
Pagina 13
• Druk op DISPLAY in de meetmodus. “Choose Display Configuration” wordt weergegevenn het veld Reminder Messages. • Druk op GLP. Het instrument toont de gedetailleerde GLP-gegevens. GRAFIEK De grafiek met realtime loggen (pH, mV, Rel mV, ISE, EC, resistiviteit, TDS, sali- niteit vs.
Pagina 14
• Druk op GRAPH • Druk op START LOG voor de online grafiek. Zoom grafiek • Druk op DISPLAY en dan op GRAPH. • Gebruik de links/rechts-pijltjes om langs de X (tijd)-as van de grafiek te bewegen. Druk op SETUP voor het zoommenu voor de Y-as. Gebruik ZOOM IN of ZOOM OUT om te zoomen.
Pagina 15
3. Een leeg scherm - geen log opgeslagen De loggeschiedenis lijst bevat ook de gemeten waarde, de juiste mV, de tem- peratuur, de temperatuursondebron, evenals een de tijds. Ga als volgt te werk om de loggeschiedenis te openen: • Druk op DISPLAY in de meetmodus. “Choose Display Configuration” wordt weergegevenn het veld Reminder Messages.
Pagina 16
Bieper Met deze optie kan u een akoestisch waarschuwingssignaal in- of uitschake- len. Deze functie kan gebruikt worden om vier verschillende gebeurtenissen te signaleren: een stabiel signaal, een alarmstatus, wanneer elke toets wordt ingedrukt of wanneer een onjuiste toets wordt ingedrukt. Als u de bieper uitschakelt, worden de hoorbare signalen gestopt.
Pagina 17
GLP-Data Gebruik deze optie om GLP-informatie aan te vullen met specifieke identi- ficatiegegevens. Wanneer deze zijn ingeschakeld, worden deze ID-labels opgenomen in de GLP-sectie van alle datalogs voor alle werkwijzen. Elk gegevensveld kan maximaal 10 tekens gebruiken. De beschikbare velden zijn: Operator ID: om de naam van de operator toe te voegen Instrument ID: om een instrument te benoemen met een discrete naam, locatie of nummer...
Pagina 18
de bewerkingsmodus. Anders worden de gewijzigde opties automatisch opgeslagen. Datum/tijd Stel de huidige datum en tijd in en het formaat waarin ze verschijnen. Met deze optie kunt u de huidige datum instellen (jaar / maand / dag) en tijd (uur / minuut / seconde). Kies tussen 12 uur (AM / PM) of 24-uurs tijdformaat.
Pagina 19
Als de tijd met meer dan een uur voor de laatste pH / ISE-kalibratie wordt gewijzigd, verschijnt er een waarschuwing, waarbij u wordt gemeld dat er een datum / tijdcon- flict is opgetreden en dat bepaalde tijdsafhankelijke functies onjuist kunnen werken (bijv.
Pagina 20
Kleuren • Druk op SETUP in de meetmodus. • Druk op SYSTEM SETUP • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om de optie te kiezen. • Druk op SELECT en gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om de gewenste kleur te kiezen. • Druk op SELECT om te bevestigen en terug te keren naar het systeemme- nu of druk op ESCAPE om terug te keren naar het systeemmenu zonder te wijzigen.
Pagina 21
• Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om de taaloptie te kiezen. • Druk op SELECT en gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om de gewenste optie te kiezen. • Druk op SELECT om te bevestigen en terug te keren naar het systeemme- nu of druk op ESCAPE om terug te keren naar het systeemmenu zonder te wijzigen.
Pagina 22
MeterInformatie Deze optie geeft algemene informatie over het serienummer van het instru- ment (elk instrument heeft een uniek identificatienummer), de softwarever- sie en de fabriekskalibratiedatum en tijd (voor mV en temperatuur). Alle instrumenten zijn in de fabriek gekalibreerd voor mV en temperatuur voor kanaal 1 en resistentie en temperatuur voor kanaal 2.
Pagina 23
Fabrieksinstellingen Met deze optie kunt u alle gebruikersinstellingen wissen en het instrument opnieuw instellen op de standaard fabrieksinstellingen. • Druk op SETUP in de meetmodus. • Druk op SYSTEM SETUP • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Restore Factory Settings te kiezen. •...
Pagina 24
Software-update Met deze functie kunt u instrumentsoftware bijwerken. Om de upgrade-ap- plicatie te starten, moet u de juiste baudsnelheid, het updatepakket selecte- ren en de update starten. Kanaalkeuze • Druk op CHANNEL in meetmodus. Er zijn vie ropties: Kanaal 1, Kanaal 2 of multi-channel.
Pagina 25
PH-INSTELLINGEN Met het menu pH Setup kunt u de parameters instellen die geassocieerd zijn met pH-meting en kalibratie. De pH kan alleen ingesteld worden op kanaal 1. • Druk op MODE in de meetmodus en dan op PH om het pH-bereik te kie- zen.
Pagina 26
derlijke profieltoepassingen opslaan (vijf profielen voor elk kanaal). Elk profiel kan worden genoemd en opgeroepen. Een profiel is een sensorinstelling, compleet met meeteenheden, logboek- en weergavevoorkeuren, kalibratie- standaarden (buffer of standaarden inclusief aangepaste), het instellen van het scherm voor het meten van metingen (bijv. single, dual, graphing, GLP) en elke andere sensorconfiguratie.
Pagina 27
waarbij de “ATC” -indicator op het scherm wordt weergegeven. Een enkele temperatuursensor kan, indien gewenst, voor beide meetkanalen worden gebruikt. Selecteer de bron door Manual, Kanaal 1 of Kanaal 2 te selecteren. Als er geen temperatuursensor is gedetecteerd, wordt de handmatige tem- peratuurcompensatie uitgevoerd met de indicator “MTC”...
Pagina 28
• Druk op SELECT om te bevestigen (voor bron en eenheid) of druk op ACCEPT om de huidige waarde op te slaan (fvoor manuele temperatuur). Anders, druk ESCAPE om te annuleren. Kalibratie Met deze optie kunt u gewenste parameters instellen die verband houden met de kalibratie.
Pagina 29
Eerste kalibratiepunt Er zijn twee opties: punt en offset. Punt: er kan een nieuwe buffer toegevoegd worden aan een bestaande ka- libratie. De elektrodehelling wordt opnieuw geëvalueerd met de toevoeging van deze buffer (normale werking). Offset: het nieuwe bufferkalibratiepunt kan een constante compensatie ma- ken voor alle bestaande pH-kalibratiegegevens (bestaande kalibratie moet minimaal twee pH-buffers bevatten).
Pagina 30
Eigen buffers aanpassen Als tijdens de kalibratie eigen pH-buffers nodig zijn, is de optie Edit Custom Buffers beschikbaar. Er kunnen maximaal vijf buffers worden toegevoegd. Als u een aangepaste buffer gebruikt, moet u controleren of het de waarde is bij de kalibratietemperatuur.
Pagina 31
Buffergroep Met deze optie kunt u de gewenste groep van vijf pH-buffers bewerken voor automatische bufferherkenning (Automatic Buffer Entry Type). Als de buffer- groep al vijf buffers bevat, moet ten minste één buffer verwijderd worden om een andere toe te voegen. •...
Pagina 32
Kalibratieherinnering Met deze optie kunt u een kalibratieherinneringsschema selecteren. Er zijn drie opties beschikbaar voor de kalibratieherinnering: dagelijks, periodiek of uitgeschakeld. • Druk op SETUP in pH-meetmodus. • Druk op PH SETUP. • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Calibration te kiezen. •...
Pagina 33
Herinneringsperiode Plan de timing van de kalibratieherinnering met deze optie (controleer dage- lijks of periodiek). Als u een dagelijkse herinnering wenst, stelt u het tijdstip van de gewenste herinnering in. Als een periodieke herinnering gewenst is, zet u de tijd in dagen, uren en/of minuten na de laatste kalibratie voordat de herinnering plaatsvindt.
Pagina 34
Kalibratie wissen Met deze functie verwijdert u de pH-elektrodekalibratie. Een standaard pH-kalibratie vervangt de werkelijke elektrodekalibratie tot een nieuwe elek- trodekalibratie is uitgevoerd. • Druk op SETUP in pH-meetmodus. • Druk op PH SETUP. • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Calibration te kiezen. •...
Pagina 35
Er zijn twee keuzes voor ID-verhoging: Geen - the monster ID will be fixed en it can be entered alphanumerically (see Edit Sample ID). Automatisch - the monster ID will automatically increment by one for each new log lot. • Druk op SETUP in pH-meetmodus. •...
Pagina 36
De ID-incrementmodus moet ingesteld worden op None, om deze functie te kunnen gebruiken. Monster-ID aanpassen: • Druk op SETUP in pH-meetmodus. • Druk op PH SETUP. • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Sample ID te kiezen. • Druk op SELECT en gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Edit Sample ID te markeren.
Pagina 37
Stabiliteitscriteria Met deze optie kunt u het signaalstabiliteitscriterium selecteren voor de gemeten parameter (pH, mV, ISE): Snel - deze instelling geeft sneller resultaten met minder nauwkeurigheid. Medium - deze instelling geeft gemiddelde resultaten met een gemiddelde nauwkeurigheid. Nauwkeurig - deze instelling geeft langere resultaten met een hoge nauw- keurigheid.
Pagina 38
• Druk op SETUP in pH-meetmodus. • Druk op PH SETUP. • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Reading Mode te kiezen. • Druk op DIRECT/AUTOHOLD om Direct/AutoHold te kiezen zoals gewenst. • Druk op ESCAPE om te annuleren. Logtype Er zijn drie logtypes beschikbaar: Automatisch, Handmatig en Automatisch vasthouden.
Pagina 39
Auto Hold - dit is samen met de Direct / AutoHold-meetmodus ingesteld om een momentopname te maken van stabiele meetgegevens. Druk op START LOG om een logssessie te starten. Druk op AUTO HOLD om een Auto Hold-ge- beurtenis te starten. Er wordt gelogd van zodra de meetstabiliteit is bereikt. Dit type log verwijdert subjectieve gegevens, omdat het alleen stabiele metingen vastlegt.
Pagina 40
• Druk op ESCAPE om naar het vorige menu terug te keren. Monsteringsperiode Met deze optie kunt u de gewenste bemonsteringsperiode selecteren voor het automatisch loggen type. • Druk op SETUP in pH-meetmodus. • Druk op PH SETUP. • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Log te kiezen. •...
Pagina 41
• Druk op SETUP in pH-meetmodus. • Druk op PH SETUP. • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Log te kiezen. • Druk op SELECT en gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om New Lot te markeren. • Druk op SELECT om een nieuw manueel lot te genereren. •...
Pagina 42
Alarmstatus Er zijn drie instellingen beschikbaar voor de optie alarmstatus: Uitgeschakeld. Binnengrenzen - de alarmstatus zal worden geactiveerd wanneer de geme- ten waarde binnen de ingestelde grenzen ligt. Buitengrenzen - de alarmstatus zal worden geactiveerd wanneer de geme- ten waarde buiten de ingestelde grenzen ligt. •...
Pagina 43
• Druk op SETUP in pH-meetmodus. • Druk op PH SETUP. • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Alarm te kiezen. • Druk op SELECT en gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Alarm Limits te markeren. • Druk op SELECT en gebruik VOLGENDE/VORIGE om vorige of volgende aan te passen.
Pagina 44
Met deze optie kunt u het isopotentieel punt van de elektrode die wordt ge- bruikt voor pH-metingen, bewerken. Het isopotentieel punt is de mV-aflezing voor een elektrode waarbij de temperatuur geen effect heeft op de meting. De ideale elektrode heeft een isopotentieel punt van 0, 0 mV en 7,00 pH, terwijl een werkelijke elektrode licht afwijkt van de ideale waarden.
Pagina 45
MV-INSTELLINGEN Het mV Setup-menu stelt u in staat om de parameters in verband met mV- en relatieve mV-metingen te bepalen. • Druk op MODE in de meetmodus en dan op MV of REL MV om het mV/Rel mV-bereik te kiezen voor het gewenste kanaal. •...
Pagina 46
Temperatuur ORP-metingen zijn niet temperatuurgecompenseerd, hoewel de ORP-waar- den met temperatuur kunnen veranderen (bijv. potentiële veranderingen re- ferentieelektrode, monsterevenwicht). Het is belangrijk om de ORP-waarden te melden samen met de gebruikte referentie-elektrode en de temperatuur van de meting. Met deze optie kunt u de temperatuurbron en meeteenheden selecteren. Temperatuurbron Als u een temperatuursensor gebruikt, wordt de monstertemperatuur weergegeven met de indicator “ATC”...
Pagina 47
KALIBRATIE (RELATIEVE MV) Kalibratieherinnering Met deze optie kunt u, indien gewenst, een kalibratieherinnering instellen. Zie pH-instellingen > Kalibratieherinnering. Timing herinneringen, zie pH-instellingen > Set Reminder Period. Kalibratie verwijderen Met deze functie verwijdert u de relatieve mV-kalibratie voor het geselec- teerde kanaal. •...
Pagina 48
• Druk op MODE in de meetmodus en dan op ISE om het bereik te selecte- ren voor het gewenste kanaal. • Druk op SETUP en dan op ISE SETUP om toegang te krijgen tot het menu. Toegang tot een ISE-optie: •...
Pagina 49
van AutoHold wordt de subjectieve aard van de stabiliteit verwijderd. Bekende toevoeging In de bekende additie-methode wordt een monster gemeten met een ISE voor en na de toevoeging van een bekend volume van een standaard. Het mV-verschil wordt dan gebruikt om de concentratie van de ionen in het oor- spronkelijke monster te berekenen.
Pagina 50
• Druk op SETUP in ISE-meetmodus • Druk op ISE SETUP. • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Reading Mode te kiezen. • Druk op SELECT en gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om de gewenste optie te kiezen. • Druk op SELECT om te bevestigen of druk op ESCAPE om te annuleren. Temperatuur Met deze optie kunt u alle parameters met betrekking tot ISE-temperatuur- metingen configureren.
Pagina 51
Temperatuurbron De opties zijn: handmatig, kanaal 1 of Kanaal 2. Als er geen temperatuursen- sor is gedetecteerd, wordt de waarde manueel ingesteld (en gelogd) met de meting weergegeven. Als een temperatuursensor is aangesloten op een van beide kanalen, kan deze worden geselecteerd. De temperatuurmeting wordt weergegeven en gelogd met de meting en kan worden gebruikt voor de berekening van de temperatuurcompensatie als die is ingeschakeld.
Pagina 52
Isopotentieel punt Als temperatuurcompensatie is ingeschakeld, moet het isopotentieel punt van de ISE in deze parameter worden toegevoegd. Controleer of elektrodety- pe en concentratie-eenheid zijn geconfigureerd voor de gewenste toepas- sing. Het isopotentieel punt zal de geselecteerde concentratie-eenheid ge- bruiken. Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om de isopotentiële puntwaarde te bewerken en druk op ACCEPT om de waarde op te slaan of druk op ESCAPE om te annuleren.
Pagina 53
Manueel Twee verschillende standaardgroepen kunnen worden gebruikt voor het kalibreren van ISE: Alle standaarden - Tijdens de kalibratie kunt u de gewenste standaarden selecteren uit een grote lijst met alle voorgedefinieerde standaardwaarden en de aangepaste normen. Groepsstandaarden - u kunt een groep standaarden kiezen uit de bestaande groep standaarden die gebruikt moeten worden tijdens de sensorkalibratie.
Pagina 54
Eigen standaarden Gebruik Edit Custom Standards om extra ISE-standaardwaarden toe te voe- gen. Er kunnen maximaal vijf standaardwaarden worden toegevoegd. Stel elektrodetype en concentratie-eenheid in voordat u deze normen toevoegt. • Druk op SETUP in ISE-meetmodus • Druk op ISE SETUP •...
Pagina 55
Standaardgroep aanpassen Als een groepstandaard is geselecteerd in de parameter handmatige invoer, wordt deze parameter gebruikt om uw groep standaarden te maken. Als de standaardgroep al vijf ISE-standaarden bevat, moet er minstens een ISE-standaard verwijderd worden om een andere standaard toe te voegen. •...
Pagina 56
ingesteld. Om het elektrodetype in te stellen: • Druk op SETUP in ISE-meetmodus • Druk op ISE SETUP • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Elektrode Type te kiezen. • Druk op SELECT en gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes en selecteer de gewenste ISE-standaard of een eigen in de lijst. Voor ISE-standaard: •...
Pagina 57
Voor de ion-naam wordt het tekstverwerkingsmenu weergegeven. Voer de gewenste informatie in door het gemarkeerde teken te accepteren dat in de tekstbalk is toegevoegd, met behulp van SELECT. Het is ook mogelijk om het laatste teken te verwijderen door de cursor op het Backspace-teken te positioneren en door te drukken op SELECT.
Pagina 58
druk op SELECT. Als de ion-lading None is, kan de helling manueel ingesteld worden door op EDIT te drukken. Er verschijnt een menu, waarin de helling kan ingesteld worden met de ONDER/BOVEN-pijltjes. Druk op ACCEPT om de aangepaste waarde op te slaan of druk op ESCAPE om terug te keren naar het vorige menu.
Pagina 59
M, mol/l, mmol/l, %w/v en gebruiker (eigen eenheid). • Druk op SETUP in ISE-meetmodus • Druk op ISE SETUP • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Concentration Unit te kiezen. • Druk op SELECT en gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om de gewenste optie te kiezen. •...
Pagina 60
• Druk op SELECT en gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om de gewenste optie te kiezen. • Druk op SELECT om te bevestigen of druk op ESCAPE om te annuleren. PH-KALIBRATIE Het toestel moet opnieuw gekalibreerd worden: • indien een hoge nauwkeurigheid vereist is •...
Pagina 61
pH-kalibratiescherm M eas ured buffer value C alibration buffer C alibrated buffers C alibration m es s ages Druk op CAL als het instrument al voordien gekalibreerd is en de kalibratiege- gevens niet verwijderd zijn, de oude kalibratiegegevens kunnen verwijderd worden door te drukken op CLEAR CAL.
Pagina 62
menu te verlaten. Het nieuwe toegevoegde kalibratiepunt zal een oude vervangen als het verschil tussen hen ± 0 is. 2 pH. • Indien alle vijf kalibratiepunten gebruikt zijn, zal een pop-upmenu worden weergegeven waarin u met de links/rechts-pijltjes de buffer kunt selec- teren die je wil vervangen door de huidige.
Pagina 63
de aangepaste waarde op te slaan en dan op VOLGENDE/VORIGE om de volgende waarde aan te passen. • Als automatische buffer is geselecteerd als kalibratieprocedure, selec- teert het instrument automatisch de dichtstbijzijnde buffer voor de gemeten pH-waarde uit de buffergroep (zie pH-instellingen voor meer informatie).
Pagina 64
de huidige buffer aanwezig is in de bufferlijst van de juiste buffergroep die is geselecteerd. The current buffer was already gekalibreerd Wijzig de buffer of druk op ESCAPE om het menu te verlaten. PH METEN Zorg ervoor dat de elektrode is gekalibreerd voordat u meet. DIRECT METEN •...
Pagina 65
DIRECT/MET AUTOHOLD METEN • Druk op MODE en dan op PH om de meetmodus te kiezen. • Kies Direct/AutoHold meetmodus • Dompel de elektrode en de temperatuursonde een drietal cm onder en roer zacht. Geef de elektrode nadien tijd om te stabiliseren. •...
Pagina 66
gekalibreerde gebied valt. Het gekalibreerde gebied is dat deel van het pH-bereik waarin het kalibratiepunt een nauwkeurige meting garandeert. Als de meting uit het kalibratiegebied wordt gehaald, begint het bericht “Outside Cal Range” te knipperen. Het gekalibreerde gebied wordt berekend in over- eenstemming met de pH-resolutie die werd gebruikt tijdens de meting.
Pagina 67
Om een redox-meting correct uit te voeren, moet het oppervlak van de ORP-elektrode schoon en glad zijn. Direct meten • Druk op MODE en dan op MV om de mV-meetmodus in te gaan. • Selecteer de Direct-modus. • Plaats de punt van de ORP-elektrode 4 cm in het te testen monster. Geef de elektrode nadien tijd om te stabiliseren.
Pagina 68
DIRECT/AUTOHOLD • Druk op MODE en dan op • Selecteer de Direct/autohold-modus. • Plaats de punt van de ORP-elektrode 4 cm in het te testen monster. • Het instrument geeft de gemeten mV-waarde op het scherm weer. Druk op AUTO HOLD en de “AutoHold”-indicator begint te knipperen totdat stabiliteit is bereikt.
Pagina 69
KALIBRATIE ISE (HI5522) Het is aangeraden om het toestel op geregelde tijdstippen te kalibreren, zeker wanneer er een hoge nauwkeurigheid vereist is. Het instrument moet opnieuw worden gekalibreerd wanneer het bericht “ISE x Calibration Expired” (“x” staat voor kanaal) op het scherm verschijnt. Omwille van conditioneringstijd moet de elektrode enkele seconden in het monster gehouden worden.
Pagina 70
M eas ured c onc entration C alibration S tandard C alibrated S tandards C alibration m es s ages De groepen kalibratiestandaarden worden ingesteld onder ISE Setup> Cali- bration. Selecteer standaarden die in het meetbereik van de monsters liggen. •...
Pagina 71
Om de standaardwaarde aan te passen: druk op SETUP. Er verschijnt een menu waar de concentratiewaarde kan aangepast worden met de ONDER/BOVEN-pijltjes. Druk op ACCEPT om op te slaan. • “Please wait. . . ” verschijnt 10 secondsen. Verwijder ISE van eerste stan- daard, spoel de punt en dompel elektrode en temperatuursonde in de volgende standaardoplossing en volg de bovenstaande procedure of druk op ESCAPE om het menu te verlaten.
Pagina 72
• Als het isopotentiaal punt van de elektrode onbekend is, kan de kalibratie en meting uitgevoerd worden zonder temperatuurcompensatie. • In MTC-modus, na het kiezen van een standaard, druk op SETUP. Er wordt een pop-upmenu weergegeven waarin de concentratie en de tempera- tuur waarde kan aangepast worden door te drukken op EDIT en dan op de ONDER/BOVEN-pijltjes.
Pagina 73
cept> to update the calibration or clear old calibration. Zorg ervoor dat het temperatuurverschil tussen de gebruikte kalibratiestan- daarden tniet groter is dan 5 °C. Zorg ervoor dat het temperatuurverschil tussen de normen die worden gebruikt in kalibratie niet groter is dan 5 ° C. Standard too close.
Pagina 74
DIRECT METEN • Druk op MODE en dan op ISE om ISE-meetmodus te kiezen voor het gese- lecteerde kanaal. • Selecteer de Direct-modus. • Voeg ISA toe aan de monsteroplossing. • Dompel de ion-selective elektrodepunt en de temperatuursonde onge- veer 3 cm in het monster. Geef de elektrode tijd om te stabiliseren. •...
Pagina 75
GEKENDE TOEVOEGING • Druk op MODE en druk dan op ISE om ISE-meetmodus te kiezen voor het geselecteerde kanaal. • Selecteer Gekende toevoeging. • De ISE-sensor moet eerst gekalibreerd worden met minimum twee stan- daarden met ISA. De slope van de elektrode zal gebruikt worden in alle berekeningen met KA.
Pagina 76
waarde in te stellen. Druk op ACCEPT om de aangepaste waarde op te slaan en druk dan op ESCAPE om het menu te verlaten. • Voordat u een bekende toevoeging-analyse uitvoert, is het belangrijk om te bepalen welk monstervolume, standaardconcentratie en standaardvo- lume de beste resultaten oplevert.
Pagina 77
• Druk op SAVE om de huidige resultaten te loggen in een ISE-methoderap- port. Druk op DIRECT MEASURE om terug te keren naar ISE-meetmodus. Druk op START KA om bijkomende monsters te meten. Spoel met ISE tussen monsters. • Druk op EDIT om de methodeparameters aan te passen. Druk op ESCAPE op elk moment om de meting te stoppen en terug te keren naar ISE-meetmodus.
Pagina 78
• Als algemene regel zou de toevoeging van de standaard de mV-waarde van het monster met 15-20 mV moeten veranderen. Voor een positief geladen ion (calcium), de toevoeging van de reagens zou de mV moeten verlagen. Voor een negatief geladen ion (sulfide, fluoride, chloride), zou de toevoeging van de reagens de mV moeten verhogen.
Pagina 79
• Vooraleer een AA-procedure te starten moet de ISE-elektrode gekali- breerd worden met minimum twee standaarden met ISA. De slope van de elektrode wordt gebruikt in alle berekeningen met AA. • Na een vastgestelde procedure: druk op AA en bewerk de methodevari- abelen en volg onderstaande procedure.
Pagina 80
• Druk op Druk op CONTINUE om de tweede mV-meetwaarde te nemen. • Wanneer de meetwaarde stabiel is, druk op READ om de tweede waarde op te slaan. Het ISE-meetresultaat zal weergegeven worden. • Druk op SAVE om de huidige resultaten te loggen in een ISE-methoderap- port.
Pagina 81
meetbaar zijn. Gebruik volumetrische pipetten voor standaard, ISA en monstertoevoeging. • Druk op AS , bewerk vervolgens de procedurevariabelen van de volumes bepaald in de vorige stap. Procedure • Druk op AS voor analytsubtractie-modus. • Voeg volumetrisch reagens toe aan een schone beker. Voeg roervlo toe en plaats op een magnetische roerder.
Pagina 82
PROFIEL Met deze optie wordt Profielbeheer geopend. Met Profiel inschakelen kunt u een toepassingsprofiel opslaan, laden of verwijderen. Met de optie Profiel kunt u maximaal tien afzonderlijke profieltoepassingen opslaan (vijf profielen voor elk kanaal). Elk profiel kan in een oogwenk worden benoemd en terug- geroepen.
Pagina 83
• Druk in de conductiviteitsmodus op SETUP. • Druk op COND SETUP • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Profile te kiezen. • Druk op SELECT en gebruik dan de ONDER/BOVEN-pijltjes om Save Profile te selecteren. • Druk op SELECT. De bestaande configuratie wordt opgeslagen in het huidige profiel.
Pagina 84
PROFIEL LADEN • Druk op SETUP vanuit conductiviteitsmodus. • Druk op COND SETUP • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Profile te markeren. • Druk op SELECT en gebruik dan de ONDER/BOVEN-pijltjes om Load Profile te markeren. Druk op SELECT. • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes en selecteer het gewenste profiel en druk op SELECT om te bevestigen of ESCAPE om het menu te verlaten.
Pagina 85
• Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Profile te markeren. • Druk op SELECT en gebruik dan de ONDER/BOVEN-pijltjes om Delete Profile te markeren. • Druk op SELECT. • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes en selecteer de gewenste profiel en druk op DELETE • Druk op ESCAPE om terug te keren naar het vorige menu. MEETMODUS Met deze optie kunt u tussen Direct, Direct / AutoHold of Direct /USP kiezen.
Pagina 86
• Druk op COND SETUP • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Temperature te markeren. • Druk op SELECT en gebruik dan de ONDER/BOVEN-pijltjes om Temperatu- re Source te markeren. • Druk op SELECT en gebruik dan de ONDER/BOVEN-pijltjes om Manual, Kanaal 1 of Kanaal 2 te kiezen. •...
Pagina 87
• Druk op SETUP vanuit conductiviteitsmodus. • Druk op COND SETUP • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Temperature te markeren. • Druk op SELECT en gebruik dan de ONDER/BOVEN-pijltjes om Tempera- tuurcompensatie te markeren. • Druk op SELECT en gebruik dan de ONDER/BOVEN-pijltjes om selecteer Linear, Non-Linear of Disabled te kiezen.
Pagina 88
Temperatuureenheid U kan kiezen tussen graden Celsius, Fahrenheit of Kelvin. • Druk op SETUP vanuit conductiviteitsmodus. • Druk op COND SETUP • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Temperature te markeren. • Druk op SELECT en gebruik dan de ONDER/BOVEN-pijltjes om Temperatu- re Unit te markeren.
Pagina 89
De temperatuurcoëfficiënt is een factor die gebruikt wordt om de snelheid uit te drukken waarmee de geleidingssnelheid van een oplossing toeneemt met een verhoging van de temperatuur en wordt uitgedrukt als een% toename in geleidingsvermogen, voor een verandering van de temperatuur van 1 ° C. De coëfficiënt verschilt voor verschillende binaire oplossingen.
Pagina 90
Meetbereik Standaard 0 - 200 µS/cm 84. 00 µS/cm 200 - 2000 µS/cm 1413 µS/cm 2 - 20 mS/cm 5,000 of 12,88 mS/cm 20 - 1000 mS/cm 80,0 of 111,8 mS/cm Standaardherkenning U kan kiezen tussen automatische herkenning (uit zes standaarden) of eigen standaarden.
Pagina 91
Kalibratiepunten U kan kiezen tussen kalibratie op een of meerdere punten. • Druk op SETUP vanuit conductiviteitsmodus. • Druk op COND SETUP • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Kalibratie te markeren. • Druk op SELECT en gebruik dan de ONDER/BOVEN-pijltjes om Calibration Points te markeren.
Pagina 92
• Druk op SETUP vanuit conductiviteitsmodus. • Druk op COND SETUP • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Kalibratie te markeren. • Druk op SELECT en gebruik dan de ONDER/BOVEN-pijltjes om Calibration reminder te markeren. • Druk op SELECT om te bevestigen en gebruik dan de ONDER/BOVEN-pijl- tjes om de gewenste optie te kiezen.
Pagina 93
• Druk op SETUP vanuit conductiviteitsmodus. • Druk op COND SETUP • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Kalibratie te markeren. • Druk op SELECT en gebruik dan de ONDER/BOVEN-pijltjes om Clear Cali- bration te markeren. • Druk op SELECT om de kalibratie te verwijderen. Er verschijnt een vraag om bevestiging (indien kalibratie beschikbaar is).
Pagina 94
Eenheden De beschikbare opties zijn: µS/cm, mS/cm of automatisch bereik. • Druk op SETUP vanuit conductiviteitsmodus. • Druk op COND SETUP • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Kalibratie te markeren. • Druk op SELECT en gebruik dan de ONDER/BOVEN-pijltjes om Units te markeren.
Pagina 95
sterlogs. Er zijn twee voorbeeld-ID-parameters beschikbaar: ID-stapmodus en Voorbeeld-ID bewerken. ID-nummer Kies None om een monster te identificeren met tekst. Kies Automatic om een monster met een getal te identificeren. Dit wordt telkens met één vergehoogd voor elke nieuwe log, maar kan ook handmatig worden gewijzigd.
Pagina 96
Het is ook mogelijk om het laatste teken te verwijderen door de cursor op het Backspace-teken te positioneren ( ) en door te drukken op SELECT. • Druk op ESCAPE om terug te keren naar Sample ID option. Als opslag- bevestiging is ingeschakeld, druk op YES om de aangepaste optie te bevestigen, NO om niet op te slaan, of CANCEL om terug te keren naar de bewerkingsmodus.
Pagina 97
• Druk op SETUP vanuit conductiviteitsmodus. • Druk op COND SETUP • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Log te markeren. • Druk op SELECT en gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Logging Type te markeren. • Druk op SELECT en gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om de gewenste optie te kiezen.
Pagina 98
• Druk op SETUP vanuit conductiviteitsmodus. • Druk op COND SETUP • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Log te markeren. • Druk op SELECT en gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Logging Data Configuration te markeren. Druk op SELECT en gebruik de ONDER/BO- VEN-pijltjes om de gewenste parameter te kiezen.
Pagina 99
• Druk op SETUP vanuit conductiviteitsmodus. • Druk op COND SETUP • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Log te kiezen. • Druk op SELECT en gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om New Lot te markeren. • Druk op SELECT om een nieuwe partij te genereren. •...
Pagina 100
• Druk op SELECT en gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Alarm State te markeren. • Druk op SELECT en gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om de gewenste optie te kiezen. • Druk op SELECT om te bevestigen of druk op ESCAPE om te annuleren. Alarmlimieten De Alarm High-waarde mag niet lager zijn dan de Alarm Low-waarde.
Pagina 101
• Druk op MODE en druk dan op RESISTIV om resistivity measurement mode te kiezen. • Druk op SETUP en druk dan op RESISTIV SETUP om toegang te krijgen tot het menu. • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om een optie te kiezen. •...
Pagina 102
• Druk op RESISTIV SETUP • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Reading Mode te markeren. • Druk op DIRECT/AUTOHOLD om Direct/Direct/AutoHold te kiezen zoals gewenst. • Druk op ESCAPE om te annuleren. Temperatuur - zie Conductiviteit Eenheden U kan kiezen tussen Ω. cm, KΩ. cm, MΩ. cm of AutoRanging units. •...
Pagina 103
• Druk op MODE en druk dan op TDS voor de TDS-meetmodus. • Druk op SETUP en druk dan op TDS SETUP om toegang te krijgen tot het menu. • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om de gewenste optie te kiezen. • Druk op SELECT om toegang te krijgen tot de geselecteerde optie. Profile - zie Conductiviteit Reading Mode - zie Resistiviteit Temperature - zie Conductiviteit...
Pagina 104
Eenheden: ppm (mg/l), ppt (g/l) of AutoRanging units. • Druk op SETUP in TDS modus. • Druk op TDS SETUP • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Units te markeren. • Druk op SELECT om te bevestigen en gebruik dan de ONDER/BOVEN-pijl- tjes om de gewenste optie te kiezen.
Pagina 105
Sample ID - zie Conductiviteit Log - zie Conductiviteit Alarm - zie Conductiviteit INSTELLINGEN SALINITEIT Saliniteitsmetingen zijn gerelateerd aan het zout in oceaanwater. Met het menu Instellingen saliniteit kunt u de parameters instellen die verband houden met zout metingen en kalibratie. Deze parameters moeten worden ingesteld voor Kanaal 2.
Pagina 106
• Druk op SALINITY SETUP • Gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om Temperature te markeren. • Druk op SELECT en gebruik dan de ONDER/BOVEN-pijltjes om de gewens- te temperatuuroptie te kiezen. • Druk op SELECT en gebruik dan de ONDER/BOVEN-pijltjes om de gewens- te optie te kiezen (opties Temperatuurbron een eenheden) of gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om de emperatuurwaarde aan te passen tussen de weergegeven limieten (voor de optie manuele temperatuur).
Pagina 107
• Druk op SELECT en gebruik de ONDER/BOVEN-pijltjes om de gewenste optie te kiezen. • Druk op SELECT om te bevestigen of druk op ESCAPE om te annuleren. Sample ID - zie Conductiviteit. Log - zie Conductiviteit. Alarm - zie Conductiviteit. Kalibratie conductiviteit Voor optimale metingen: •...
Pagina 108
• Verwijder vorige kalibraties door te drukken op CLEAR CAL • Wacht op stabilistatie. De 0. 000 µS/cm kalibratiepunt zal verschijnen op het scherm. • Druk op ACCEPT om de kalibratie te beëindigen. • Druk op ESCAPE om het menu te verlaten of ga door met kalibratie van andere standaardoplossingen.
Pagina 109
De berekende celconstante wordt gebruikt voor het hele bereik. Meerpunts kalibratie • Tot vier kalibratiepunten kunnen worden uitgevoerd om de nauwkeurig- heid over een groter bereik te vergroten. • Selecteer de meerpunts kalibratie (zie Conductiviteit). • Herhaal de stappen van de kalibratie met één punt voor elk meetbereik. De meter berekent een celconstante die overeenkomt met elk kalibratie- punt.
Pagina 110
KALIBRATIEBERICHTEN Wrong standard solution Controleer de standaardoplossing. Dit bericht verschijnt als het verschil tus- sen de meetwaarde en de waarde van de geselecteerde standaard aanzien- lijk is. Als dit wordt weergegeven, controleer dan of je de juiste kalibratiestan- daard hebt geselecteerd. Wrong standard temperature De standaard temperatuur is buiten toegestaan bereik (0 - 60 °C).
Pagina 111
Directe meting Meet de conductiviteit van een monster met gebruik van de directe meetmo- dus: • Kies Kanaal 2 en druk op MODE en druk dan op COND om de meetmodus te selecteren. • Selecteer de Direct-modus (zie Conductiviteit). • De conductiviteitselektrode dient gespoeld te worden met gedeïoniseerd water.
Pagina 112
De United States Pharmacopoeia Regulations bepaalt limieten en kalibratie- veresiten voor WFI (Water For Injection). De HI5521 en HI5522 meter bevatten beide conductiviteits- en pH-metingen die nodig zijn voor offline metingen in een fase 2 en 3 van de verordening.
Pagina 113
• Kies Kanaal 2 en selecteer MODE en dan COND • Druk op SETUP en dan COND SETUP • Selecteer de Direct/USP-meetmodus (zie Conductiviteit). • Keer terug naar meetmodus door te drukken op ESCAPE • Verifieer dat de conductiviteitselektrode gekalibreerd is in conductivi- teitsstandaarden in het lage meetbereik.
Pagina 114
Fase 1 - in-line test • Meet de temperatuur van het water en de absolute conductiviteit. De me- ting moet inline zijn. Resultaten kunnen worden geverifieerd met behulp van een laboratoriummethode. • De temperatuur moet worden afgerond op de dichtstbijzijnde 5 °C. Zoek de bijbehorende conductiviteitswaarde op in de onderstaande tabel.
Pagina 115
• Er verschijnt een instructieaanwijzing. • Gebruik de meettechniek die in directe metingen wordt geschetst, en plaats de elektrode in het monster. • Druk op CONTINUE. • De gebruiker kan de USP-factor (om een foutmarge te geven) van mee- tresultaten rechtstreeks naar de standaard (100%) bewerken. “Please wait...
Pagina 116
Fase 2 - off-line test • Bewaar het watermonster in een afgesloten, schone container die eerder is uitgespoeld met water van dezelfde kwaliteit. • Pas de temperatuur van het monster aan tot 25 °C en schud het monster om te zorgen dat het in evenwicht is met de CO2 in de omgeving. •...
Pagina 117
• Er verschijnt een instructieaanwijzing voor monsterbereiding. • Gebruik de meettechniek die in directe metingen wordt geschetst, en plaats de elektrode in het monster. • Druk op CONTINUE. • De meter zal beginnen met het evalueren van de stabiliteit van de con- ductiviteitsmeting.
Pagina 118
• Zoek de gemeten pH en bijbehorende conductiviteit in de onderstaande tabel van fase 3. • Vergelijk de in fase 2 bepaalde conductiviteitswaarde met de conductivi- teitswaarde in de fase 3-tabel. • Als de geleidbaarheid van fase 2 lager is dan de conductiviteit uit de onderstaande tabel, voldoet het monster aan de USP-vereisten.
Pagina 119
DIRECTE METING • Druk op MODE en druk dan op RESISTIV om de meetmodus te selecteren • Selecteer de Direct-modus (zie Resistiviteit). • Ga verder als bij de conductiviteitsmeting (zie hoofdstuk Conductiviteit meten). DIRECT/AUTOHOLD-METING • Selecteer de Direct/AutoHold-modus (zie Instellingen Resistiviteit). •...
Pagina 120
TDS METEN Zorg ervoor dat de TDS-factor ingesteld is voor de metingen (zie Instellingen TDS). De TDS-kalibratie gebeurt ook in conductiviteitsmodus. DIRECTE METING • Druk op MODE en druk dan op TDS. • Selecteer de Direct-modus (zie Instellingen TDS). • Ga verder zoals bij conductiviteit. (zie Conductiviteit).
Pagina 121
DIRECT/AUTOHOLD-METING • Selecteer de Direct/AutoHold-modus (zie Instellingen TDS). • Ga verder zoals bij conductiviteit. (zie Conductiviteit). SALINITEITSKALIBRATIE Kalibratie van zoutgehalte gebeurt in conductiviteitsmodus bij gebruik van de meting van natuurlijk zeewater of praktisch zeewater. Directe saliniteitskalibratie is alleen mogelijk als gebruik wordt gemaakt van de oudere procentschaal. Saliniteitskalibratie is een eenpunts procedure bij 100.
Pagina 122
KALIBRATIEBERICHTEN Wrong standard solution Controleer de standaardoplossing. Dit bericht verschijnt als het verschil tus- sen de meetwaarde en de waarde van de geselecteerde standaard aanzien- lijk is. Als dit wordt weergegeven, controleer dan of je de juiste kalibratiestan- daard hebt geselecteerd. Wrong standard temperature De standaard temperatuur is buiten toegestaan bereik (0 - 60 °C).
Pagina 123
Praktische saliniteitsschaal (UNESCO 1978) De PSU-schaal strekt zich uit van 0-42. De Praktische Saliniteit (S) van zeewater relateert de verhouding van elektrische geleidbaarheid van een normaal zeewatermonster bij 15 ° C en 1 atmosfeer tot een kaliumchlorideo- plossing (KCl) met een massa van 32,4356 g/kg water bij dezelfde tempera- tuur en druk.
Pagina 124
TEMPERATUURKALIBRATIE Het menu gebruikerstemperatuurkalibratie kan geopend worden tijdens het aanzetten van de meter door tegelijkertijd op drie toetsen te drukken, zoals weergegeven in de onderstaande tekening. Druk op de toetsen nadat de kor- te piep te horen is bij het aanzetten van de meter. Houd alle drie de toetsen ingedrukt totdat het menu Temp.
Pagina 125
• Herhaal de vorige stappen voor 50 °C en 100 °C. • Sla de kalibratie op. • Druk op ESCAPE om terug te keren naar de meetmodus. Druk op CLEAR USER CALIB als u de gebruikerstemperatuurkalibratie wilt wissen. LOGGEN Er zijn vijf manieren waarop de Reading Mode (Uitleesmodus) en Log (Log- registratie) samen geconfigureerd kunnen worden.
Pagina 126
Realtime continue metingen worden weergegeven en snapshots van meetgegevens worden opgeslagen in het Handmatige logboek indien de gebruiker drukt op LOG. Daaropvolgende snapshots worden toegevoegd aan dezelfde Handmatige batch, elke keer dat LOG wordt ingedrukt, tenzij New Lot is geselecteerd onder de opties van Log. Let op: Indien de LOG wordt ingedrukt, verschijnt het batch-ID samen met het hui- dige registratienummer voor korte tijd in het geselecteerde kanaalvenster boven/ links in het scherm (bijv.
Pagina 127
op het voorste display om deze functie te starten. Realtime continue metin- genworden weergegeven terwijl “AutoHold” knippert en realtime continue logregistratie in het geheugen van de meter, totdat de meter de stabiliteits- criteria bereikt om naar de modus AutoHold te gaan. De opgeslagen mon- sterlogregistraties worden gemarkeerd met een “H”...
Pagina 128
verschijnen voor korte tijd in de bovenste/linker hoek van het venster voor het geselecteerde kanaal, elke keer dat er een registratie wordt toegevoegd aan de batch. LOGS OPROEPEN Met deze functie kan de gebruiker alle opgeslagen gegevens bekijken. Als er geen gegevens zijn opgeslagen, wordt het bericht “No records were found”...
Pagina 129
temperatuurwaarde, modus temperatuurcompensatie en de tijd logregis- tratie). Let op: alleen voor automatische logregistratie is het mogelijk om de waarnemings- grafiek te bekijken. • Druk op VIEW GRAPH om de grafiek weer te geven. Door te drukken op SHIFT AXES is het mogelijk om de grafiek langs de X- of Y-as te verplaat- sen met de pijltoetsen.
Pagina 130
• Na het selecteren van een van de verwijderingsmodi, gebruik de ONDER/ BOVEN-pijltjes om een batch te selecteren en druk vervolgens op DELETE of DELETE ALL om de geselecteerde batch of alle batches te verwijderen. Het bericht “Please wait...” wordt weergegeven op het lcd-scherm, totdat de geselecteerde batch of alle batches zijn verwijderd.
Pagina 131
ISE-THEORIE Een Ion Selectieve Elektrode (ISE) is een elektrochemische sensor die de spanning met de activiteit of de concentratie ionen in vloeistoffen wijzigt. De wijziging in spanning is een logaritmische relatie met concentratie en wordt uitgedrukt door de Nernst-vergelijking: E = E + S log(a) waarbij: E - de gemeten spanning;...
Pagina 132
Bepaalde formule- ringen van de Ionic Strength Adjuster van Hanna Instruments kan ook de pH- en complexe storingen optimaliseren, als aanvulling op de standaardisering van de ionensterkte.
Pagina 133
voor herhalingsmetingen op meervoudige monsters. Gekende toevoeging en gekende subtractie Bij Known addition wordt de standaard toegevoegd aan het te meten mon- ster. De standaard en het monster bevatten hetzelfde ion. mV worden geno- men voor en na de standaardtoevoeging. Vanaf de wijziging in mV wordt de monsterconcentratie bepaald.
Pagina 134
Eén mol sulfide-monster reageert met 1 mol lood-standaard (f = 1). Toevoeging analyt en Analytsubtractie (Analiet toevoeging en Analiet ver- mindering) Analiet toevoeging en vermindering zijn variaties op de twee vorige metho- des. Bij Toevoeging analyt, wordt het monster (analiet) toegevoegd aan een te meten ionstandaard.
Pagina 136
PERIODIEK ONDERHOUD Sleeve Vent hole Pt rings Glass insulator Inspecteer de elektrode en de kabel. De kabel die gebruikt wordt voor de aansluiting op het instrument moet intact zijn en er mogen geen gebroken isolatie op de kabel of scheuren op de elektrodesteel of huls aanwezig zijn. De aansluitingen moeten perfect schoon en droog zijn.
Pagina 137
ONDERHOUD EN CONDITIONERING ELEKTRODE Reference Reference Fill Hole Fill Hole Sensing Sensing Wire Wire Reference Reference Wire Wire Reference Reference Junction Junction Glass Glass Bulb Bulb Plastic Body Glass Body pH Electrode pH Electrode Reference Reference Wire Wire Reference Reference Junction Junction Platinum or...
Pagina 138
Voor een snellere respons: ontschroef de vulgatschroef tijdens metingen. Voor AmpHel®-elektrodes Als de elektrode niet reageert op pH-veranderingen, laat de batterij volledig leeglopen en vervang de elektrode. METEN Spoel de pH-elektrode met gedistilleerd water. Dompel de tip (onderste 4 cm) zodat de referentie-junctie ondergedompeld is in het monster en roer voorzichtig een paar seconden.
Pagina 139
PH-REINIGINGSPROCEDURE • Algemeen: dompel in HI7061 algemene reinigingsoplossing voor ca. ½ uur. • Proteïne: dompel in HI7073 proteïnereinigingsoplossing voor 15 minuten • Anorganisch: dompel in HI7074L reinigingsoplossing voor 15 minuten. • Olie/vet: spoel met HI7077 reinigingsoplossing. Belangrijk Na het uitvoeren van één van de schoonmaakprocedures, spoel de elektrode grondig met gedistilleerd water, vul de referentiekamer met vers elek- trolyt (niet bij gelgevulde elektroden) en dompel de elektrode in HI70300 oplossing voor ten minste één uur voor het nemen van metingen.
Pagina 140
“Errxx”-bericht bij opstarten Interne fout Contacteer Hanna Instruments TEMPERATUUR EN PH-GEVOELIG GLAS De weerstand van glaselektrodes is gedeeltelijk afhankelijk van de tempera- tuur. Hoe lager de temperatuur, hoe hoger de weerstand. Het kost meer tijd om de waarde te stabiliseren als de weerstand hoger is.
Pagina 141
Typische levensduur Omgevingstemperatuur 1–3 jaar 90 °C minder dan 4 maand 120 °C minder dan 1 maand Alkalinefout Hoge concentraties van natriumionen verstoren waardeen in alkalische oplossingen. De pH waarbij de interferentie begint hangt af van de samen- stelling van het glas. Deze storing heet alkalinefout en veroorzaakt dat de pH onderschat wordt.
Pagina 142
HI8033L 84 µS/cm, 500 ml FDA-goedgekeurde fles HI70031P 1413 µS/cm, 20 ml zakjes (25) HI7031M 1413 µS/cm, 230 ml fles HI7031L 1413 µS/cm, 500 ml fles HI8031L 1413 µS/cm, 500 ml FDA-goedgekeurde fles HI70039P 5000 µS/cm, 20 ml zakjes (25) HI7039M 5000 µS/cm, 230 ml fles HI7039L 5000 µS/cm, 500 ml fles...
Pagina 143
PH-ELEKTRODES Alle onderdeelnummers eindigend met B zijn voorzien van een BNC-connector en 1 m kabel. HI1043B Glas, dubbele junctie, hervulbaar, combinatie pH-elektrode. Gebruik: sterk zuur/alkalisch. HI1053B Glas, drievoudig keramisch, conisch, hervulbaar, combinatie pH-elektrode. Gebruik: emulsies. HI1083B Glas, micro, viscoline, niet hervulbaar, combinatie pH-elektrode. Gebruik: biotechnologie, micro- titratie.
Pagina 144
Gebruik: hoge vochtigheid. ORP-ELEKTRODES HI3131B Glas, hervulbaar, combinatie platina ORP-elektrode. Gebruik: titratie. HI3230B Plastic (PEI), gelgevuld, combinatie platina ORP-elektrode. Gebruik: algemeen. HI4430B Plastic (PEI), gelgevuld, combinatie gouden ORP-elektrode. Gebruik: algemeen. Raadpleeg de Hanna Instruments-catalogus voor meer elektroden met schroef- of BNC-connec- toren.
Pagina 145
VERLENGKABEL VOOR SCHROEFELEKTRODEN (schroef naar BNC) HI7855/1 Verlengkabel 1 m (schroef naar BNC-adapter) HI7855/3 Verlengkabel 3 m (schroef naar BNC-adapter) ANDERE ACCESSORIES HI710006/8 stroomadapter van 230 Vac naar 12 Vdc 800 mA HI76404W elektrodehouder HI8427 pH/ORP-elektrodesimulator met 1 m coaxkabel en BNC HI931001 pH/ORP-elektrodesimulator met lcd en 1 m coaxkabel en BNC HI76312...
Pagina 146
Hanna Instruments België Winninglaan 8 BE-9140 Temse Tel. : 03 710 93 40 Fax: 03 710 93 59 info@hannainstruments. be www. hannainstruments. be Hanna Instruments Nederland Betuwehaven 6 NL-3433 PV Nieuwegein Tel. : 030-289 68 42 Fax: 030-267 14 27 info@hannainstruments.