12. Aanwijzingen voor het verhelpen van storingen
Mogelijke storingen die een juiste weergave van de gestuurde meetwaarden kan belemmeren
zijn:
•
Geen ontvangst
De afstand tussen zender en ontvanger is te groot of te klein (<1m).. Vergroot /
verklein de afstand tussen zender / ontvanger.
Sterk afschermende materialen bevinden zich tussen zender en ontvanger (dikke
muren, stalen constructies enz.). Kies een andere opstelplek voor de zender of
ontvanger. Lees ook het hoofdstuk over de "Reikwijdte".
De batterijen van de sensoren zijn leeg, vervang de batterijen.
De zender wordt belemmert door een stoorbron (zendontvanger, radiografische
hoofdtelefoon/ -luidspreker). Verwijder de stoorbron of kies een andere opstelplek
voor de zender of ontvanger.
Als in uw huis of in de buurt, bijv. zendergestuurde hoofdtelefoons, of babyfoons of
derg. toestellen, ook op de 868 MHz frequentie werken, is hun inschakelduur
normaalgesproken tijdelijk, de storingen treden daarom alleen tijdelijk op.
Eventueel kan op deze toestellen een andere zendfrequentie ingesteld worden,
waardoor de storingen bij het weerstation verholpen kunnen worden.
Verdere aanwijzingen voor de ingebruikneming of voor het verhelpen van storingen
Draai eventueel het weerstation een beetje, zet hem bij gebrekkige ontvangst weg bij
elektromotoren, elektrische machines, TV –toestellen, computermonitors en grote metalen
oppervlakken.
Voor een makkelijker ingebruikname kunt u de sensoren eerst ook in de nabijheid van het
basisstation brengen (minimaal 1 m). Hier kan eerst de correcte data –verzending van de
sensor en de werking van het weerstation gecontroleerd worden.
De sensoren dienen correct op het weerstation aangemeld worden anders kunnen hun data
niet weergegeven worden.
42