• Kies door herhaald aanraken van het vlak "SENSOR" de geheugenplaats uit, waaronder
de gewenste sensor opgeslagen moet worden.
Let er daarbij op, dat de combisensor alleen op geheugenplaats 9 opgeslagen kan
worden.
Tip voor de ingebruikneming van de sensoren:
Voor een zekere ingebruikneming van de sensoren kunnen deze eerst in de nabijheid
van het weerstation geactiveerd worden. Echter mag de afstand tussen sensor en
weerstation niet minder bedragen dan 1 m, anders kunnen storingen optreden!
• Raak dan het vlak "ADD" aan, er verschijnt (voorbeeld voor sensor 9: combisensor):
• Voor het "aanleren" van de sensor moet binnen 15 seconden op zijn aanleertoets gedrukt
worden: In het display verschijnt in plaats van "SYNC" de tekst "USED", de sensor is met
succes gevonden en opgeslagen.
De data van de combisensor verschijnen na een paar minuten automatisch in de
desbetreffende velden van het display (bij ontvangst van een dataset), de gegevens van de
andere sensoren verschijnen na het kiezen van de geheugenplaats (veld "sensor") in het
displayveld "OUTDOOR".
Aanduiding van bezette geheugenplaatsen
Reeds bezette geheugenplaatsen worden gekenmerkt met "USED" achter het geheugenplaats
-nummer.
Deze aanduiding geeft echter niet aan, of de betreffende sensor daadwerkelijk actief
is.
Dit herkent u alleen aan ontbrekende resp. niet actuele gegevens bij de sensorkeuze
en aan het actieve zendtoren- symbool in het veld "OUTDOOR":
Wissen van een sensortoewijzing
Indien nodig kan het serienummer van een sensor uit het sensorgeheugen gewist worden.
•
Handel daartoe eerst zoals beschreven onder "Aanmelden", kies de gewenste sensor en
druk i.p.v. "ADD" op de optie "DEL" (= delete = wissen).
•
De tekst "USED" achter het sensornummer wordt gewist en daarmee wordt de geheugen-
plaats weer vrijgemaakt voor het nieuw aanmelden van een andere sensor.
25