Elektrische aansluiting
6.4 Kabels invoeren en aanleggen
3. Bevestig de kabelschoen op de juiste wijze aan het kabeleinden, bijvoorbeeld door
4. Isoleer eventueel de kabelschoenhulzen voor het in stand houden van de minimale
5. Bevestig de kabelschoen aan de klemmensteun. Houd daarbij rekening met volgorde van
6. Draai het bevestigingselement
6.4.6
Aansluiten zonder kabelschoen
Afhankelijk van de bestelling kunnen bevestigingsklemmen zijn ingebouwd die geschikt zijn
voor het aansluiten van fijndradige of meeraderige geleiders zonder de toepassing van
eindhulzen. Draadeindhulzen mogen alleen dan worden toegepast, wanneer deze vóór het
aansluiten door een vakkundige, stroombestendige persverbinding op de geleider werden
bevestigd.
LET OP
Oververhitting van de geleideruiteinden
Als het geleideruiteinde niet juist door de draadeindhuls wordt omvat en daarmee verklemd
is, kan oververhitting ontstaan.
● Gebruik per draadeindhuls maar een geleideruiteinde. Bevestig de draadeindhulzen
● Sluit slechts een geleideruiteinde per klem aan.
74
samenpersen.
Afbeelding 6-7
Aansluiten met kabelschoen en bevestigingsschroef (Principevoorstelling)
luchtafstanden en het kruiptraject.
de eventueel aanwezige schakelbeugels.
Bij aansluitkasten 1XB7740 en 1XB7750 monteert u de kabelschoen op de contactrail.
Bevestigingselement
Bevestigingsschroef M12
Bevestigingsschroeven M16
Bevestigingsmoeren M12
vakkundig.
②
met het bijbehorende aanhaalmoment aan.
Aanhaalmoment
20 Nm
40 Nm
20 Nm
SIMOTICS TN Series N-compact 1PP8
Bedieningshandleiding 11/2018