Montage
5.1 Montage voorbereiden
Omrekenen naar de referentietemperatuur
Als bij andere wikkelingstemperaturen dan 40 °C wordt gemeten, rekent u de meetwaarde met
behulp van de volgende vergelijkingen uit IEEE 43‑2000 om naar de referentietemperatuur
40 °C.
(1)
(2)
Daarbij wordt een verdubbeling, resp. halvering van de isolatieweerstand bij een
temperatuurverandering van 10K als uitgangspunt genomen.
● Per 10 K temperatuurstijging wordt de isolatieweerstand gehalveerd.
● Per 10 K temperatuurdaling wordt de isolatieweerstand verdubbeld.
Bij een wikkelingstemperatuur van circa 25 °C bedragen de minimale isolatieweerstanden dus
20 MΩ (U ≤ 1000 V) resp. 300 MΩ (U > 1000 V). De waarden gelden voor de hele wikkeling
tegen aarde. Bij het meten van afzonderlijke strengen gelden de dubbele minimale waarden.
● Droge wikkelingen die zo goed als nieuw zijn, hebben isolatieweerstanden van
● Tijdens de bedrijfstijd kan de isolatieweerstand van de wikkelingen door omgevings- of
De polarisatie-index meten
1. Voor de vaststelling van de polarisatie-index moet de isolatieweerstand na 1 minuut en na
2. Plaats de gemeten waarde in de vergelijking:
Bij isolatieweerstanden van > 5000 MΩ is het meten van de PI niet meer relevant en wordt
derhalve niet meer meegenomen in de beoordeling.
48
R
= K
· R
C
T
T
K
= (0,5)
(40-T)/10
T
100 ... 2000 MΩ en kunnen eventueel ook hogere waarden hebben. Wanneer de waarde
voor de isolatieweerstand dicht bij de minimale waarde ligt, dan kan de oorzaak hiervoor
vocht en/of verontreiniging zijn. De afmetingen van de wikkeling, de nominale spanning en
andere kenmerken beïnvloeden de isolatieweerstand en moeten bij de bepaling van
maatregelen eventueel in de beoordeling worden betrokken.
bedrijfsinvloeden dalen. Bereken de kritische waarde van de isolatieweerstand, afhankelijk
van de nominale spanning, door de nominale spanning (kV) met de specifieke kritische
weerstandswaarde te vermenigvuldigen. Reken de waarde om naar de actuele
wikkelingstemperatuur op het meettijdstip, zie bovenstaande tabel.
10 minuten worden gemeten.
PI = R
/ R
isol 10 min
isol 1 min
Veel meetapparaten tonen deze waarde automatisch na het verstrijken van de
meetperioden.
R
/ R
(10 min)
(1 min)
≥ 2
< 2
R
Isolatieweerstand omgerekend naar referentietemperatuur 40 °C
C
K
Temperatuurcoëfficiënt volgens vergelijking (2)
T
R
Gemeten isolatieweerstand bij meet- / wikkelingstemperatuur T in °C
T
40
Referentietemperatuur in °C
10
Halvering / verdubbeling van de isolatieweerstand met 10 K
T
Meet- / wikkelingstemperatuur in °C
Afhankelijk van de totale beoordeling van de isolatie
Beoordeling
Isolatie in goede toestand
SIMOTICS TN Series N-compact 1PP8
Bedieningshandleiding 11/2018