2
1
Figuur 27
1. Centrale elektrode met
isolator
2. Massa-elektrode
Bougie monteren
1. Monteer de bougie en de metalen ring. Controleer of de
elektrodenafstand correct is.
2. Draai de bougie vast met een torsie van 20 Nm.
3. Druk de kabel op de bougie (Fig. 26).
4. Sluit de motorkap.
Bandenspanning controleren
De voor- en achterbanden moeten een spanning van
138 kPa (20 psi) hebben. Controleer de bandenspanning bij
het ventiel om de 25 bedrijfsuren of jaarlijks, waarbij de
kortste periode moet worden aangehouden. De banden-
spanning kan het best bij koude banden worden
gecontroleerd.
Figuur 28
1. Ventiel
3
0,762 mm
m–1870
3. Elektrodenafstand (niet
op schaal weergegeven)
1
m–1872
27
Benzine aftappen uit de
brandstoftank
Gevaar
In bepaalde omstandigheden is benzine uiterst
ontvlambaar en zeer explosief. Brand of explosie
van benzine kan brandwonden bij u of anderen en
materiële schade veroorzaken.
Tap de benzine af uit de brandstoftank wanneer
de motor koud is. Doe dit buiten op een open
terrein. Eventueel gemorste benzine opnemen.
Rook nooit als u benzine aftapt en blijf uit de
buurt van open vuur of als de kans bestaat dat
benzinedampen door een vonk kunnen
ontbranden.
1. Parkeer de machine zo dat de linkervoorkant iets lager
staat dan de rechterkant, zodat alle olie uit de tank kan
lopen. Schakel de aftakas uit, zet de versnelling in de
neutraalstand, stel de parkeerrem in werking, zet de
motor af en haal het sleuteltje uit het contact.
2. Open de motorkap.
3. Druk de uiteinden van de slangklem naar elkaar toe en
schuif de slangklem over de brandstofslang, naar de
brandstoftank toe (Fig. 29).
4. Trek de brandstofslang van het filter (Fig. 29) en laat de
benzine in een jerrycan of opvangbak lopen.
Opmerking: Omdat de tank nu toch leeg is, is dit een goed
moment om het brandstoffilter te vervangen.
5. Monteer de brandstofslang op het filter. Schuif de
slangklem over de slang heen tot dicht bij het filter om
de slang op het filter vast te zetten.
Figuur 29
1. Slangklem
2. Brandstofslang
2
1
3
m–1873
3. Filter