5.5
Overzicht vermogensniveaus
Vermogensni-
veau
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Kies geschikt kookgerei en een passende brander voor de gebruikte
hoeveelheid levensmiddelen.
Gaarprocedé
Smelten
Warmhouden
Sudderen
Smelten,
voorzichtig
verwarmen
Wellen
Doorkoken,
inkoken, stoven
Doorkoken,
smoren
Behoedzaam
braden
Braden, frituren
Sterk braden
Praktische toepassing
Boter, chocolade,
gelatine, sauzen; ca. 40–60 °C
Gerechten warmhouden,
ca. 50–65 °C
Watertemperatuur blijft onder
het kookpunt bij ca. 70–94 °C
Boter, chocolade, gelatine, sauzen
Groente, aardappels, sauzen, fruit, vis
Deegwaren, soepen, smoorvlees
Rösti, omeletten, gepaneerde
gerechten, braadworsten
Vlees, patates frites
Steaks
5 Bediening
Rijst
23