RUITENWISSER, RUITENSPROEIER ACHTER
2
Achterruitwisser met
Y
interval afhankelijk van
de snelheid
Contact aan, draai het einde van de scha-
kelaar 1 tot het merkteken 2 tegenover het
symbool staat.
De frequentie van het wissen varieert afhan-
kelijk van de snelheid.
Voordat u iets aan de voorruit doet (de auto wassen, ontdooien, de voorruit reini-
gen enz.) moet u schakelaar 1 in stand "uit" zetten.
Risico van verwonding of beschadiging.
Ruitenwisser en sproeier
p
achter
1
Contact aan, draai het einde van de scha-
kelaar 1 tot het merkteken 2 tegenover het
symbool staat. Als u de schakelaar loslaat,
blijft de achterruitwisser werken.
Door een korte actie beweegt de ruitenwis-
ser achteraan.
Door een lange actie komt de achterruit-
sproeier in werking en maakt de ruitenwis-
ser twee wisbewegingen, en na enkele se-
conden nog een derde.
Bijzonderheid
Als de ruitenwisser van de voorruit in wer-
king is of in de automatische stand staat,
gaat de achterruitwisser wissen met inter-
vallen zodra u de achteruitversnelling in-
schakelt.
Afhankelijk van de auto kunt u deze functie
met behulp van het aanraakscherm uitscha-
kelen. Raadpleeg het instructieboekje van
de uitrusting voor meer informatie.
Bij sneeuwval of als het vriest, maakt u
de voorruit (inclusief de centrale zone
achter de binnenspiegel) en de achter-
ruit vrij voordat u de ruitenwissers in-
schakelt (risico van oververhitting van de
motor).
Let op de staat van de ruitenwisserbla-
den. Hun levensduur hangt van u af:
– zij moeten schoon blijven: reinig de
bladen, de voorruit en de achterruit
regelmatig met water met zeep;
– gebruik ze niet als de voorruit of ach-
terruit droog zijn;
– maak ze los van de voorruit of achter-
ruit als ze lang niet gebruikt zijn.
Vervang ze in elk geval, zodra hun wer-
king afneemt, ongeveer eens per jaar.
Voordat u de ruitenwisser achter ge-
bruikt moet u controleren of niets de be-
weging van de wisser hindert.
Gebruik de ruitenwisserarm niet om de
achterklep mee te openen of te sluiten.
1.65