STUURWIEL/STUURBEKRACHTIGING
1
Afstellen van het
stuurwielhoogte
Laat de hendel 1 zakken en zet het stuur-
wiel in de gewenste stand; druk de hendel
voorbij het zware punt om het stuurwiel te
blokkeren.
Controleer of het stuurwiel goed is vergren-
deld.
Voer, om veiligheidsredenen,
deze afstellingen uitsluitend uit
als de auto stilstaat.
Stuurbekrachtiging
Rijd nooit met een accu die niet genoeg ge-
laden is.
Snelheidsafhankelijke
stuurbekrachtiging
De snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging
past de mate van bekrachtiging automatisch
aan de snelheid waarmee u rijdt aan.
Bij het manoeuvreren is er veel bekrach-
tiging (voor meer comfort) en met het toe-
nemen van de snelheid vermindert de be-
krachtiging (voor een grotere veiligheid bij
snel rijden).
Laat het stuurwiel niet in een uiterste
stand gedraaid staan als de auto stil
staat.
Bij stilstaande motor of bij een storing in
het systeem blijft het mogelijk het stuur-
wiel te draaien. Er moet meer kracht
gezet worden.
Zet nooit de motor af tijdens het
rijden: bij uitgeschakelde motor
is er geen bekrachtiging.
1.37