ACHTERUITRIJCAMERA
Werking
Bij het inschakelen van de achteruitversnel-
ling (en tot ongeveer 5 seconden na het
inschakelen van een andere versnelling),
stuurt de camera 1 nabij de verlichting beel-
den van de omgeving achter de auto door
naar het aanraakscherm 2 met een bewe-
gende of een vaste tekening.
Dit systeem wordt eerst gebruikt met behulp
van een of meer tekeningen (bewegend
voor de verplaatsingsrichting en vast voor
de afstand). Als de rode zone bereikt is, ge-
bruikt u de afbeelding van de bumper om
nauwkeurig te stoppen.
(1/2)
1
NB:
– zorg ervoor dat de achteruitrijcamera niet
bedekt is (vuil, modder, sneeuw, ...);
– Afhankelijk van de auto kunt u sommige
parameters vanaf het aanraakscherm in-
stellen 2. Raadpleeg de gebruiksaanwij-
zing van de uitrusting.
2
Deze functie is een extra hulp-
middel. De bestuurder moet
altijd opletten en blijft verant-
woordelijk.
De bestuurder moet altijd op zijn hoede
blijven voor plotselinge gebeurtenissen
die tijdens het rijden zich kunnen voor-
doen: let dus altijd op of er een bewe-
gend obstakel is (zoals een kind, dier,
kinderwagen, fiets) of een te klein of
smal obstakel is (grote steen, dun paal-
tje) tijdens de manoeuvre.
2.33