BANDENSPANNING
A
Sticker A
Open het bestuurdersportier om het te lezen.
De bandenspanning dient bij koude banden
te worden gecontroleerd.
Indien u de bandenspanning niet bij koude
banden kunt controleren, moet u de opge-
geven waarden met 0,2 tot 0,3 bar (3 PSI)
verhogen. Verlaag nooit de spanning van
een warme band.
4.12
A
B
D
C
B: maat van de voorbanden van de auto.
C: maat van de achterbanden van de auto.
D: aanbevolen bandenspanning vooraan.
E: aanbevolen bandenspanning achteraan.
Als de banden vervangen moeten worden, mag dit alleen gebeuren door even
grote banden van hetzelfde merk, met dezelfde eigenschappen en met hetzelfde
profiel.
Zij moeten: ofwel gelijk zijn aan de oorspronkelijk gemonteerde, ofwel vol-
doen aan de door de merkdealer gestelde eisen.
Bijzonderheid vol belaste auto (maximaal
toegelaten totale massa): er geldt een maxi-
male snelheid van 100 km/uur en de ban-
denspanning moet worden verhoogd met
0,2 bar.
Raadpleeg de paragraaf "Massa's" in hoofd-
stuk 6.
Veiligheid van de banden en monteren
van sneeuwkettingen: Raadpleeg de para-
graaf "Banden" in hoofdstuk 5 voor het on-
derhoud en de mogelijkheid voor het gebruik
van sneeuwkettingen (afhankelijk van de uit-
voering).
E