6.3.3
Klemaanduiding
Bij de klemaanduidingen volgens IEC / EN 60034‑8 gelden voor draaistroommachines de
volgende definities:
Tabel 6-2
1
x
6.3.4
Machine voor een bepaalde draairichting aansluiten
Als de machine een aseinde of twee aseinden met verschillende diameter heeft, dan is de
draairichting met zicht op de kopse kant van de enige of van het dikste aseinde als volgt
gedefinieerd:
● Als de netleidingen met de fasenvolgorde L1, L2, L3 aan U, V, W aansluiten, volgt de
● Als twee aansluitingen worden verwisseld, bv. L1, L2, L3 aan V, U, W, dan vindt de draaiing
Machines die maar in een bepaalde draairichting mogen lopen, zijn met een draairichtingpijl
gekentekend.
6.3.5
Aansluitkast
● Het aantal en het formaat van de invoerwinding staat op de maattekening van de machine
● Gebruik alleen kabelinvoeren die geschikt zijn voor de kabel.
● Gebruik uitsluitend kabelinvoeren en kabels die geschikt zijn voor de optredende
● Controleer kabelschroefverbindingen en kabels op dichtheid en goede bevestiging.
● Sluit niet gebruikte schroefdraden of boorgaten vakkundig af zodat de IP-
LOHER CHEMSTAR 1PS0
Bedieningshandleiding 05/2015
klemaanduidingen aan bijvoorbeeld 1U1-1
U
1
-
1 Benaming
Kencijfer voor pooltoewijzing bij machines met omschakelbare polen, voor zover
van toepassing. Een lager cijfer komt overeen met een lager toerental. Een speci‐
aal geval voor onderverdeelde wikkeling.
x
Fasenbenaming U, V, W
x
Kencijfer voor schroefdraadbegin (1) of schroefdraadeinde (2) resp. bij meer dan
een aansluiting per schroefdraad
x Bijkomend kengetal indien bij meerdere klemmen met verder een gelijke benaming
een aansluiting van parallelle nettoevoerleidingen verplicht is
draaiing in uurwijzerzin.
plaats tegen uurwijzerzin.
vermeld.
omgevingstemperatuur.
beschermingsgraad is gewaarborgd. De IP-beschermingsgraad vindt u op het kenplaatje.
Elektrische aansluiting
6.3 Aansluiten
55