Inhoudsopgave
Advertenties
6.2
Montage van de verbindingsleidingen, detonatiebeveiliging
6.2.1 Algemeen
De vacuümpomp zuigt het luchtmengsel uit de tussenruimte via de zuigleiding (SL) en
voert het normaal gesproken via de uitlaatleiding terug naar de tank.
De ontstane overdruk wordt vervolgens via de ventilatie- en uitlaatpijp van de tank in de
atmosfeer afgevoerd.
In geval van lekken in de tank (pijpleiding) en het falen van de vloeistofbarrière kan ook
vloeistof worden aangezogen en via de pomp worden getransporteerd.
Indien de aangezogen lucht om bouwkundige redenen niet via de uitlaatleiding naar het reservoir
kan worden teruggevoerd (bv. in het geval van dubbelwandige vloeren, pijpleidingen) moet de
uitlaatleiding naar buiten worden geleid met een vloeistofbarrière, een condensaatvat en een
detonatiebeveiliging bij de lekdetector (verkrijgbaar als kit). In dit geval zou bij een lek het
aangezogen lagermedium de vloeistofbarrière in de uitlaatpijp sluiten en dus ook tot een alarm
leiden.
Als alternatief kan een terugkeer ook worden uitgevoerd in speciale verzamelruimten die daarvoor
geschikt zijn.
Er
kan
een
uitlaatpijp/ontluchtingsunit.
veiligheidsafstanden bepalen en handhaven (indeling in Ex-zone).
Gebruik alleen geschikt gereedschap. Voor Ex-gebieden moet hieruit de bijzondere
geschiktheid blijken (bv. vonkveiligheid).
- De verbindingsleidingen tussen de lekdetector en de tussenruimte moeten een interne diameter
van ten minste 6 mm hebben en mogen niet langer zijn dan 50 m. Voor langere
verbindingsleidingen moet een overeenkomstig grotere binnendiameter worden gekozen.
Vanwege de detonatiebeveiliging mag de binnendiameter van de verbindingsleidingen niet groter
zijn dan 10 mm.
- Het materiaal van de verbindingsleidingen is meestal koper (Cu), in speciale gevallen roestvrij
staal (bv. 1.4571) of andere geschikte materialen.
- Verbindingsleidingen moeten weerbestendig zijn en bestand zijn tegen een minimale nominale
druk van minimaal PN 10. Hetzelfde geldt voor alle andere installatieonderdelen (b.v.
detonatiebeveiliging, afsluitkranen, condensaatvaten, vloeistofbarrières).
- Aansluitingen van de verbindingsleidingen - zuigleiding (SL), meetleiding (ML) en uitlaatleiding -
zie aanhangsel B, tekening nrs. 50018 en 50279.
- De dichtheid van het gehele lekdetectiesysteem hangt voornamelijk af van de goede uitvoering
van de leidingverbindingen. Schroefverbindingen moeten goed worden afgedicht (aanbeveling:
Loctite 572) Beschadigde verbindingsleidingen of afdichtingsvlakken van de schroefverbindingen
kunnen tot aanzienlijke lekkages leiden.
- De verwerkingsvoorschriften van Serto moeten in acht worden genomen (verbindingsstukken met
steunhuls en klemring, zie bijlage).
- De verbindingslijnen mogen niet worden afgekneld of geknikt om een goede doorgang naar de
bewakingsruimte te garanderen.
- Ondergrondse verbindingsleidingen van kunststof moeten worden aangelegd in mantelbuizen,
waarbij de mantelbuizen gas- en vloeistofdicht moeten zijn afgesloten indien zij uitkomen in een
explosieve omgeving.
- Bij de aansluiting van de zuigleiding op de tussenruimte van het reservoir moeten een
vloeistofafsluiter en het condensaatvat worden geïnstalleerd.
- De verbindingsleidingen moeten met een helling van ca. 4° van de lekdetector naar de tank-
/leidingaansluitingen worden gelegd om te voorkomen dat er condenswater in de
verbindingsleidingen wordt verzameld en bij vorst bevriest. Dit zou leiden tot een onnodig
alarmsignaal van de lekdetector.
- Als een verplaatsing met hoogteverschil niet mogelijk is, moet op alle lage punten van de
desbetreffende verbindingsleiding een waterafscheider worden geïnstalleerd.
waterafscheider vol vloeistof zit, kan een alarm afgaan.
26-08-2022dpae
explosief
luchtmengsel
Het
gespecialiseerde
-14-
Lekdetector V80Ex H
ontsnappen
aan
bedrijf
17000616 NL-17-00 GEBRUIKSAANWIJZING LAG V80H Ex NL.docx
het
einde
van
de
moet
de
juiste
Als
de
Advertenties
Inhoudsopgave
