-
Aan het einde van de uitlaatpijp moet een vloeistofkering met waterafscheider worden
aangebracht om te voorkomen dat het medium in geval van lekkage ontsnapt (tekening nr.:
50135). Het uiteinde van de uitlaatpijp moet gemakkelijk toegankelijk zijn.
-
In acht te nemen bij leidingbochten, vloerconstructie:
De aansluiting voor de verbindingsleiding naar de lekdetector moet zich zo mogelijk op het
laagste punt van de leiding bevinden. Anders moet rekening worden gehouden met de
gebruiksvoorwaarden volgens punt 3, formule 1. Aan elk vertakkingsuiteinde en aan het
buisuiteinde moet een schroefdraadbus min. 1/4 inch worden gelast, die het mogelijk maakt
een kogelkraan aan te sluiten om de doorlaat van de tussenruimte te controleren (zie bijlage
B, tekening nr.: 50135).
6.1.2 Montage van de besturingseenheid (SG)
-
De besturingseenheid mag alleen buiten een Ex-zone worden gemonteerd.
- De besturingseenheid moet zo worden gemonteerd dat deze niet wordt blootgesteld aan direct
zonlicht/hitte.
- Als de besturingseenheid buiten wordt gemonteerd, moet deze in een weerbestendige
beschermkast worden ondergebracht. Bovendien moet aan de buitenkant van de beschermende
kast een waarschuwingslicht en een akoestisch signaal worden aangebracht. Deze extra
signaalgevers kunnen achterwege blijven indien het alarmsignaal wordt doorgegeven aan een
centraal bewaakt punt.
- De bedieningseenheid moet gemakkelijk toegankelijk zijn en met schroeven op zichthoogte op een
muur worden gemonteerd. Zie bijlage B, tekening nr. 2621, voor bijzonderheden over de
bevestiging van de besturingseenheid.
26-08-2022dpae
Lekdetector V80Ex H
-13-
17000616 NL-17-00 GEBRUIKSAANWIJZING LAG V80H Ex NL.docx