ELEKTRONIScHE PARKEERREM
Automatische werking
Vastzetten van de automatische
parkeerrem
Bij stilstaande auto kunt u de auto blok-
keren met behulp van de automatische par-
keerrem:
– als de motor is gestopt door te druk-
ken op de start/stopknop van de
motor 1 of door de contactsleutel 2 te
draaien (toets "ON" stand 2);
of
– als de bestuurdersgordel niet is vast-
gemaakt;
of
– bij het openen van het bestuurderspor-
tier;
2.18
(1/4)
1
2
of
– bij auto's met een automatische trans-
missie, als stand P is vastgezet;
of
– als de bestuurder de zitting van de
stoel niet meer raakt (bijv. als hij zich
buigt om een voorwerp van de vloer ach-
terin te rapen, enz.).
Controleer, voordat u de auto verlaat, of de automatische parkeerrem inderdaad
is vastgezet. Het vastzetten is te zien aan het branden van het lampje 4 op scha-
kelaar 3 en van het lampje
worden vergrendeld.
4
3
}
In alle andere gevallen, bijvoorbeeld bij het
afslaan van de motor of het plaatsen van
de motor op stand-by door de Stop and
Start-functie (zie de informatie over de Stop
and Start-functie in hoofdstuk 2), wordt de
automatische parkeerrem niet automatisch
ingeschakeld. De handbediening moet dan
gebruikt worden.
Voor bepaalde modellen in sommige landen
wordt de rem niet automatisch vastgezet.
Raadpleeg de paragraaf "handbediening".
Het vastzetten van de automatische par-
keerrem wordt bevestigd door het bericht
"Parkeerrem aangetrokken" en het contro-
}
lelampje
op het instrumentenpa-
neel en door het oplichten van het controle-
lampje 4 op de schakelaar 3.
Na het stilzetten van de motor, dooft het con-
trolelampje 4 enkele minuten na het vastzet-
ten van de automatische parkeerrem en het
}
controlelampje
gaat uit bij het ver-
grendelen van de auto.
op het instrumentenpaneel tot de portieren