Voorzichtig
Druk de startknop niet langer dan
vijf seconden onafgebroken in, omdat
dit oververhitting van de startmotor
en ontlading van de accu tot gevolg
heeft.
Wacht 15 seconden alvorens de start-
knop opnieuw in te drukken, zodat
de startmotor kan afkoelen en de
accuspanning zich kan herstellen.
Laat de motor niet langdurig stationair
draaien, omdat dit oververhitting en
motorschade kan veroorzaken.
3
1
2
1.
AAN-positie op de start/stop-schakelaar
van de motor
2.
START-positie op de start/stop-
schakelaar van de motor
3.
Controlelampje vrijloopstand
4.
Neutraal waarschuwingslicht
5.
AAN positie op het contactslot
De motor starten:
•
Controleer of de motorstopschake-
laar in de stand AAN staat.
•
Controleer of de transmissie in
neutraal staat.
•
Trek de koppelingshendel helemaal
tegen de handgreep.
•
Draai de contactschakelaar in de
stand AAN.
E
F
P
4
Rijden op de motorfiets
Let op
Wanneer het contact wordt ingescha-
keld, gaan de waarschuwingslampjes
op het instrumentenpaneel aan en
vervolgens weer uit (behalve de lampjes
die blijven branden tot de motor wordt
gestart–zie pagina 32).
In
de
sleutel
aangebracht om de startonderbreker
uit te schakelen. Om er zeker van te
zijn dat de startonderbreker correct
functioneert, altijd maar een van de
twee contactsleutels in de buurt van
de contactschakelaar houden. Wanneer
twee contactsleutels in de buurt van de
schakelaar worden gehouden, kan het
signaal tussen de transponder en de
startonderbreker onderbroken worden.
In zo'n situatie blijft de startonderbreker
actief, tot een van de contactsleutels
verwijderd wordt.
•
Laat de gasklep volledig dicht en
druk op de startknop tot de motor
start.
5
•
Laat de koppelingshendel langzaam
los.
is
een
transponder
71