Uitvoering
1.5 Interface condensingunit
De bij het koelblok meegeleverde interface zorgt er voor dat de
condensingunit wordt aangestuurd en op de juiste wijze gaat
koelen of verwarmen. Een temperatuursensor op de verdam-
per bewaakt de bloktemperatuur van de verdamper. Deze blok-
temperatuur wordt bij ingeschakelde koeling op 4°C gehouden.
Op het uitleesvenster van de interface is de bloktemperatuur
af te lezen (zie §6.1). Voor het verwarmen wordt de interface
vanuit de Allure besturingsunit modulerend aangestuurd met
een 1-10V. stuursignaal. Voor montage interface op koelblok
zie ook §1.6.
De interface wordt met de condensingunit verbonden met
4 -aderige 230V kabel:
In de schakelkast van de interface is een kroonsteen gemon-
teerd met de aansluitingen voor de installateur
Op de interface moet ook de verdampersensor worden aange-
sloten (zie tekening §6.1). Vanuit de Elan schakelkast (20-po-
lige connector nr. 1 en nr. 2) of de Allure schakelkast (2-polige
connector X5-1 en X5-2) moet een 2-aderige kabel worden
aangesloten op de connector 'on' van de interface (potenti-
aalvrij contact). Deze aansluiting zorgt er voor dat de koeling
geactiveerd wordt bij koelvraag via de ruimtethermostaat (zie
§6.5).
1.6 Koelblok
lende koelblokken toegepast i.v.m. de stromingsrichting van de
lucht en het op te vangen condensaat. De verdamper bestaat
Onder het lamellenblok is een lekbak geplaatst om het conden-
saat uit de gekoelde lucht op te vangen.
de Allure luchtverwarmer al in het koelblok geplaatst. Deze
luchttemperatuurvoeler hoeft alleen nog maar met de kabel te
worden aangesloten op de schakelkast van de Allure luchtver-
Opstelling verdampers
-
-
-
p o
Allure & Elan 25 met koeling Uitgave D juni 2013
Het uitleesvenster geeft de status van de installatie weer: is de
buitenunit aan of uit, de waarde van de verdampertemperatuur
en eventuele storingen. De storingen kunnen bestaan uit een
defecte temperatuursensor of een 'input control error'. In dat
geval dient de interface gereset of vervangen te worden.
Dipswitch standen
De dipswitch voor het vermogen moet op de juiste stand wor-
den gezet welke overeen komt met het vermogen van de bui-
tenunit. Dit is belangrijk voor een correcte werking van de inter-
face in combinatie met de betreffende buitenunit. Slechts 1 van
de dipswitches voor het vermogen mag op 'on' worden gezet.
Eén van deze dipswitches instellen op
koelvermogen condensingunit (Btu)
voeler worden geplaatst na het koelblok in het uitblaaskanaal
op een plaats waar een uitblaastemperatuur betrouwbaar kan
worden gemeten.
Op de verdamper in het koelblok is ook de sensor geplaatst
voor de interface van de koeling. Deze sensor is af fabriek ge-
monteerd. De connector van de temperatuursensor moet op de
interface koeling aangesloten worden.
Op het voordeksel van het koelblok zijn bevestigingsgaten
voorbereid voor deze interface met behuizing. De interface met
behuizing mag ook op een andere plaats gemonteerd worden,
echter de lengte van de sensorkabel naar het koelblok is be-
perkt. Deze kan niet worden verlengd!
o n o
Hoofdstuk 1
-
5