Installatie
3
Installatie
3.1
De juiste montagepositie kiezen
3.1.1
Montage in de referentiekamer
Bij een kamertemperatuurgeregelde regeling, de volgende voorwaarden respecteren:
– Montagepositie op een binnenmuur (afbeelding 1).
– Afstand tot de deur aanhouden (tocht vermijden).
– Vrije ruimte (afbeelding 1, gearceerde oppervlak) onder de bedieningseenheid houden
(correcte temperatuurmeting).
– De referentiekamer (= montageruimte) moet zo representatief mogelijk voor de hele
woning zijn. Externe warmtebronnen (zonnestralen of eventueel andere warmtebronnen
zoals een open haard) in de referentiekamer beïnvloeden de regelfuncties. Daardoor
kan het in kamers zonder externe warmtebronnen te koud worden.
– De thermostaatkranen op de verwarmingen in de referentiekamer moeten helemaal
open blijven, zodat de beide temperatuurregelingen elkaar niet beïnvloeden.
Als er geen referentiekamer beschikbaar is, adviseren wij, op een weersgest-
uurde regeling over te stappen (buitentemperatuurvoeler vereist). Of u kunt
een externe kamerthermostaat installeren in de kamer waar een grotere be-
hoefte aan warmte bestaat (bijv. in de woonkamer).
Afbeelding 1
Minimale afstanden voor de montage in de referentiekamer
Bedieningsunit RC35 - Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden.
3
9