Inbedrijfstelling
Wij adviseren, deze montage- en servicehandleiding aan de klant te overhan-
digen, zodat hij deze bij de cv-installatie kan bewaren.
5.6
Buiten bedrijf stellen/uitschakelen
De bedieningseenheid RC35 wordt via de cv-installatie van stroom voorzien en blijft per-
manent ingeschakeld. De eenheid wordt alleen uitgeschakeld, wanneer de cv-installatie
bijv. voor onderhoudsdoeleinden wordt uitgeschakeld.
Voor het in- c.q. uitschakelen van de cv-installatie: bedrijfsschakelaar op de ketel op
stand 1 (AAN) c.q. 0 (UIT) zetten.
Na het uitschakelen of bij stroomuitval blijven de datum en tijd maximaal 8 uren
behouden. Alle andere instellingen blijven permanent behouden.
5.7
Aanwijzingen voor de werking
Deelnemer op de EMS-bus
In een bus-systeem mag slechts één deelnemer de berekening van de CV-groep uitvoe-
ren. In een cv-installatie mag daarom slechts 1 RC35 geïnstalleerd worden. Als extra
kamerthermostaten (bijv. RC20) gewenst zijn, moeten deze als afstandsbediening
ingesteld adres van de CV-groep geïnstalleerd worden (pagina 26).
Thermostaatventielen in de referentiekamer
Thermostaatventielen op de verwarmingen in de referentiekamer
peratuurregeling overbodig. Indien er thermostaatkranen in de referentiekamer aanwezig
zijn, moeten deze volledig geopend zijn.
Vastzitten van de pompen voorkomen
Om schade aan de pomp te voorkomen worden alle cv-pompen iedere woensdag om 12
uur gedurende 10 seconden ingeschakeld en vervolgens weer uitgeschakeld. Daarna
worden de mengers gedurende 10 seconden "OPEN" en vervolgens "DICHT" gezet.
Daarna werken alle pompen en mengers weer conform hun regelfunctie.
1. Deze functie is niet mogelijk bij ketels met DBA.
2. Ruimte waarin een RC35 of RC20/RC20RF gemonteerd is.
3. Deze functie is bij ketels met UBA1.x en DBA niet mogelijk.
Bedieningsunit RC35 - Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden.
3
1
2
zijn bij een kamertem-
5
met
21