Installatie instellen (Servicemenu Instellingen)
Wordt afgeraden wanneer er gevaar is voor een te sterke afkoeling van de woning.
– Kamerafhankelijk: als de kamertemperatuur lager is dan de ingestelde nachttempe-
ratuur (ingestelde waarde), werkt de verwarming net als in de gereduceerde modus
(zoals beschreven onder temperatuurinstelling "Gereduceerde modus"). Stijgt de
kamertemperatuur meer dan 1 K boven de nachttemperatuur, dan gaan de ketel en cir-
culatiepomp uit (zoals beschreven onder temperatuurinstelling "Uitschakelmodus").
Deze temperatuurinstelling is alleen mogelijk indien een bedieningseenheid/afstands-
bediening in een representatieve kamer (referentiekamer) is geïnstalleerd of de kamer-
temperatuur met behulp van een externe kamervoeler wordt geregistreerd.
– Op buitentemperatuur: indien de gedempte buitentemperatuur lager is dan de
waarde van een instelbare buitentemperatuurdrempel, werkt de cv-installatie net als in
de gereduceerde modus (zoals beschreven onder de temperatuurinstelling "Geredu-
ceerde modus"). Boven deze drempel blijft de cv-installatie uitgeschakeld (zoals
beschreven onder de temperatuurinstelling "Uitschakelmodus"). Deze temperatuurin-
stelling is geschikt voor CV-groepen zonder eigen bedieningseenheid/afstandsbedie-
ning. De bedrijfsmodus beschermt de kamers bij een bepaalde buitentemperatuur
tegen een te sterke afkoeling.
6.3.5
Bescherming tegen bevriezing
De vorstbeveiliging heeft de volgende mogelijkheden:
Voorzichtig: schade aan de installatie door bevriezing
De instellingen Geen bescherming tegen bevriezing en Kamertemper-
atuur bieden geen of onvoldoende bescherming tegen bevriezing. Bij het se-
lecteren van deze instellingen verschijnt een melding op het display, dat er
gevaar voor bevriezing bestaat.
Voor een betrouwbare bescherming tegen bevriezing de instelling buiten-
temperatuur gebruiken.
– Geen vorstbescherming tegen bevriezing (bescherming is uitgeschakeld)
– Buitentemperatuur (buitentemperatuurvoeler vereist). Als de buitentemperatuur
lager is dan de drempel van de ingestelde temperatuur ter bescherming tegen bevrie-
zing, wordt de pomp van de CV-groep automatisch ingeschakeld.
– Kamertemperatuur (kamerthermostaat van de RC35 c.q. RC20). Als de kamertem-
peratuur tot onder de vast ingestelde waarde van 5 °C daalt, wordt de pomp van de
CV-groep automatisch ingeschakeld. Als de kamertemperatuur tot boven 7 °C stijgt,
wordt de pomp van de CV-groep automatisch uitgeschakeld.
Bedieningsunit RC35 - Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden.
6
33