Installatie instellen (Servicemenu Instellingen)
6
Afbeelding 6 Instelling van het stooklijn. Links: instelling van de steiging via de eindpunt
en minimale buitentemperatuur. Rechts: parallelle verschuiving is via offset
of via de ingestelde ruimtewaarden mogelijk
T
minimale buitentemperatuur
minA
T
eindpunt (aanvoertemperatuur, die bij de min. buitentemperatuur moet worden bereikt)
A
1
Instelling: eindpunt 75 °C, minimale buitentemperatuur -10 °C (basiscurve)
2
Instelling: eindpunt 75 °C, minimale buitentemperatuur -20 °C
3
Instelling: eindpunt 50 °C, minimale buitentemperatuur -10 °C
4
Instelling: minimale aanvoertemperatuur 35 °C
5
Instelling: eindpunt 75 °C, minimale buitentemperatuur -10 °C (basiscurve)
6
Parallelle verschuiving van de basiscurve door een verandering van de offsets +3 of verhogen van de
ingestelde kamertemperatuur
7
Parallelle verschuiving van de basiscurve door een verandering van de offsets -3 of verlagen van de
ingestelde kamertemperatuur
6.3.4
Temperatuurinstelling (nachttemperatuur)
Voor de aanpassing van de nachttemperatuur aan de behoeften van de verschillende
gebruikers zijn uiteenlopende temperatuurinstellingen beschikbaar:
– Gereduceerd: Door het permanent verwarmen (circulatiepomp blijft draaien) blijven
de kamers 's nachts op temperatuur. Voor de nacht kan een andere kamertemperatuur
worden ingesteld. Deze is ten minste 1 K lager dan de ingestelde dagtemperatuur.
Overeenkomstig dit gegeven wordt het stooklijn berekend.
Deze instelling wordt aanbevolen voor vloerverwarming.
– Uitschakeling: ketel en circulatiepomp worden uitgeschakeld, de bescherming tegen
bevriezing is actief. De circulatiepomp start alleen voor de bescherming tegen bevrie-
zing.
32
T minA
Bedieningsunit RC35 - Wijzigingen op grond van technische verbeteringen voorbehouden.
7
T minA