6. Meten aan klem 13 (zwart) en klem 14 (rood). Er moet 5-8 volt staan.
7. De motorstekker aansluiten. De status van de leds aan de geschakelde
voedingen mag niet veranderen.
8. De test mag uitsluitend voortgezet worden als de stookkamer-
deur NIET in uitgeschoven eindpositie staat, dus NIET exact naar
voren wijst. Ga verder met punt 14 als de deur exact vooraan
staat.
9. Meten aan klem 4 (zwart) en klem 7 (rood). Er moet 22-25 volt staan.
10. Meten aan klem 4 (zwart) en klem 8 (rood). Er moet 22-25 volt staan.
Indien niet: de 'eindschakelaar vooraan' controleren.
11. Schuif K1 met een schroevendraaier indrukken als er aan klem 8 zoals
vereist 24 V staat. De stookkamer moet in de richting 'Open' draaien.
12. Draadbrug aan klem 7 en 8 inbouwen als dit niet het geval is. OPGELET:
dit overbrugt de 'Eindschakelaar vooraan', de draaibeweging
wordt niet meer automatisch gestopt! Absoluut tijdig stoppen,
daarvoor K1 weer loslaten.
13. Schuif K1 met een schroevendraaier indrukken, de stookkamer moet in
de richting 'Open' draaien. OPGELET: K1 tijdig weer loslaten!
14. Meten aan klem 4 (zwart) en klem 11 (rood). Er moet 22-25 volt staan.
15. Meten aan klem 4 (zwart) en klem 12 (rood). Er moet 22-25 volt staan.
16. Draadbrug aan klem 11 en 12 inbouwen als dit niet het geval is.
OPGELET: dit overbrugt de 'Eindschakelaar achteraan', de draai-
beweging wordt niet meer automatisch gestopt! Absoluut tijdig
stoppen, daarvoor K2 weer loslaten.
17. Schuif K2 met een schroevendraaier indrukken, de stookkamer moet in
de richting 'Dicht' draaien. OPGELET: K2 tijdig weer loslaten!
18. De draadbruggen van klem 7 en 8 en klem 11 en 12 weer verwijderen
als ze nog ingebouwd zijn.
19. Als de test tot nu toe succesvol was, is de regelkast in orde.
Tip: als er voor de test geen motor beschikbaar is, kan in de plaats daarvan
ook aan klemmen 15 en 16 gemeten worden of er 5-8 volt DC staat. Dit zijn
de uitgangsklemmen waarop de draaimotor aangesloten wordt.
B. Controle van de draaimotor
1. Voorwaarde is een intacte draaisturing.
2. De motorstekker aansluiten.
3. Het deksel van de behuizing van de draaisturing losdraaien.
4. De volgende klemmen met afzonderlijke draadbruggen verbinden: 7 met
8, 11 met 12, 21 met 22.
5. Het netsnoer aansluiten.
6. Aan beide geschakelde voedingen moeten de controleleds branden.
7. Met een schroevendraaier nu kortstondig schuif K1 en K2 bedie-
nen. De stookkamer moet dan vooruit of achteruit draaien.
OPGELET: de eindschakelaars zijn overbrugd, absoluut tijdig de
bediende schuif weer loslaten voor de eindpositie bereikt wordt.
8. Alle draadbruggen weer verwijderen.
C. Controle van de eindschakelaars
1. Eindschakelaar-steekverbinding tussen kachel en regelkast losmaken.
2. De stekker vastnemen (niet de koppeling), de aders voor de eindschake-
laar vooraan zijn de beide pinnen helemaal links (blik op de steekkant).
De aders van de eindschakelaar achteraan zijn de beide pinnen helemaal
rechts. De middelste pin wordt niet gebruikt.
3. In onbediende toestand moeten de eindschakelaars doorgang hebben,
d.w.z. een weerstand van minder dan 2 ohm.
4. In bediende toestand moet de weerstand groter zijn dan 5.000 ohm
(contacten zijn dan open, de leiding onderbroken).
Tip: de eindschakelaars kunnen ook in de regelkast gecontroleerd worden.
Daarvoor het netsnoer uittrekken, de eindschakelaar-steekverbinder aange-
sloten laten en aan de klemmen 7 en 8 voor de eindschakelaar vooraan en
aan de klemmen 11 en 12 voor de eindschakelaar achteraan de weerstand
meten (onbediend < 2 ohm, bediend > 5.000 ohm)
NL 12