Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina
Inhoudsopgave

Advertenties

2.2.3 Bedrading van het regelcircuit

(1) Bedradingsinstructies
1) De klemmen L en CM1 dienen gemeenschappelijk voor I/O-signalen en zijn van elkaar geïsoleerd.
Sluit deze gemeenschappelijke klemmen niet op elkaar aan en aard ze niet.
Aard deze klemmen ook niet via externe apparaten. (Zorg ervoor dat de externe apparaten die zijn
aangesloten op deze klemmen niet zijn geaard.)
2) Gebruik een afgeschermde twisted-pair-kabel (aanbevolen dikte: 0,75 mm
klemmen van het regelcircuit en sluit de kabelisolatie aan op de bijbehorende gemeenschappelijke
klem. (Aanhaalkoppel: 0,7 Nm, max. koppel: 0,8 Nm)
3) Kabels die zijn aangesloten op klemmen van het regelcircuit mogen niet langer zijn dan 20 m. Als
gebruik van een kabel van meer dan 20 m onvermijdelijk is, gebruik dan een VX-compatibele
controller (CVD-E) met geïsoleerde signaalomvormer.
4) Scheid de bedrading van het regelcircuit van de bedrading van het hoofdcircuit (voeding) en de
relaisbedrading van het regelcircuit.
Als het niet te vermijden is dat deze draden elkaar kruisen, zorg er dan voor dat dit onder een hoek
van 90° gebeurt. Anders kan dit leiden tot storingen van de frequentieregelaar.
5) Draai de kabels tussen een thermistor en de thermistoringangsklem (TH) en de klem CM1 enscheid
de gedraaide kabels van andere kabels die zijn aangesloten op andere gemeenschappelijke
klemmen.
Omdat er door de kabels die zijn aangesloten op de thermistor een zeer lage stroom gaat, moeten
deze kabels worden gescheiden van de (voedings-)kabels die zijn aangesloten op het hoofdcircuit.
De kabels die zijn aangesloten op de thermistor mogen maximaal 20 m lang zijn.
6) Als u een contact aansluit op een klem van het regelcircuit (bijv. een intelligente ingangsklem),
gebruik dan een relaiscontact (bijv. twin-crossbar-contact) dat zelfs bij een zeer lage stroom of
spanning geen contactstoring veroorzaakt.
7) Als u een relais aansluit op een intelligente uitgangsklem, moet ook een stootstroomabsorberende
diode parallel met het relais worden aangesloten.
8) Sluit de analoge voedingsklemmen H en L of de voedingsklemmen P24 en CM1 niet op elkaar aan.
Anders kunnen storingen in de frequentieregelaar ontstaan.
(2) Klemindeling voor de regeling
H
O2
AM
L
O
OI
Schroefmaat klemmen: M3 (aanhaalkoppel: 0,7 Nm, max. koppel: 0,8 Nm)
(3) De ingangslogica omschakelen
- In de fabrieksinstelling is de ingangslogica van klem FW en de intelligente ingangsklemmen ingesteld
op sink-logica.
Om de ingangslogica om te schakelen naar source-logica moet de jumper die de klemmen P24 en
PLC op het regelcircuitblok met elkaar verbindt, worden verwijderd en moeten de klemmen PLC en
CM1 via de jumper met elkaar worden verbonden.
TH
FW
8
CM1
PL CM1 7
6
FM
TH
FW
AMI
P24
PLC
CM1
Hoofdstuk 2 Installatie en bedrading
5
4
8
CM1
5
3
7
6
4
2 - 19
2)
voor de aansluiting op
PLC
Thermistor
1
14
13
2
15
CM2
12
11
AL1
AL0
AL2

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave