Symbool
Naam klem
Intelligente ingang
PLC
(gemeenschappelijk)
11
12
13
Intelligente uitgang
14
15
Intelligente uitgang
CM2
(gemeenschappelijk)
AL0
Intelligente
AL1
relaisuitgang
AL2
Externe
TH
thermistoringang
Omschrijving
Om de besturingslogica tussen sink- en source-logica te schakelen,
wijzigt u de jumperaansluiting van deze (PLC-)klem naar een andere
klem op het klemmenblok van het regelcircuit.
Jumperklemmen P24 en PLC voor de sink-logica; jumperklemmen
CM1 en PLC voor de sink-logica.
Wilt u een externe voeding gebruiken om de contactingangen van
stroom te voorzien, verwijder dan de jumper en sluit de PLC-klem aan
op het externe interfacecircuit.
Kies vijf van de in totaal 51 functies en wijs deze vijf functies aan de
klemmen 11 tot 15 toe.
Als u een alarmcode hebt geselecteerd met de functie "C062", worden
de klemmen 11 tot 13 of 11 tot 14 uitsluitend gebruikt voor de uitvoer
van de oorzaakcode voor alarm (bijv. uitschakeling bij fout). De
besturingslogica tussen elk van deze klemmen en de CM2-klem volgt
altijd de sink- of source-logica.
Deze klem dient als gemeenschappelijke klem voor de intelligente
uitgangsklemmen [11] tot [15].
Selecteer een aantal van de 43 beschikbare functies en wijs de
geselecteerde functies toe aan deze klemmen, die dienen als
C-contact-uitgangsklemmen.
In de basisinstelling geven deze klemmen een alarmsignaal af dat
aangeeft dat de output van de frequentieregelaar door de
beveiligingsfunctie van de frequentieregelaar is gestopt.
Maak een aansluiting met een externe thermistor om te zorgen dat de
frequentieregelaar zichzelf uitschakelt als een abnormale temperatuur
wordt gedetecteerd.
De CM1-klem fungeert als de gemeenschappelijke klem voor deze
klem.
[Aanbevolen thermistoreigenschappen]
Toegestaan nominaal vermogen: 100 mW of meer
Impedantie bij een temperatuurfout: 3 kΩ
De impedantie voor het opsporen van temperatuurfouten kan worden
ingesteld binnen het bereik van 0 Ω tot 9999 Ω.
2 - 9
Hoofdstuk 2 Installatie en bedrading
Elektrische kenmerken
Spanningsverlies tussen
elke klem en CM2 wanneer
uitgangssignaal aan is: 4 V
of minder
Maximaal toegestane
spanning: 27 VDC
Maximaal toegestane
stroom: 50 mA
(Maximale belastbaarheid
van het contact)
AL1-AL0: 250 VAC, 2 A
(weerstand) of 0,2 A
(inductieve belasting)
AL2-AL0: 250 VAC, 1 A
(weerstand) of 0,2 A
(inductieve belasting)
(Minimale belastbaarheid
van het contact)
100 VAC, 10 mA
5 VDC, 100 mA
Toegestaan
ingangsspanningsbereik
0 tot 8 VDC
[Ingangscircuit]
8 VDC
10 kΩ
TH
1 kΩ
Thermistor
CM1