8 Inbedrijfstelling
8.3
Checklist voor de inbedrijfstelling
Controleer na de installatie van de unit eerst de volgende punten.
Sluit de unit nadat alle onderstaande controles zijn uitgevoerd;
hierna kunt u de unit opstarten.
Lees de volledige instructies voor installatie en gebruik,
zoals beschreven in de uitgebreide handleiding voor de
installateur en de gebruiker.
Installatie
Controleer of de unit correct is geïnstalleerd om
abnormale geluiden en trillingen te voorkomen bij het
opstarten van de unit.
Lokale bedrading
Controleer of de lokale bedrading overeenkomstig de in
hoofdstuk
"6.8 De elektrische bedrading aansluiten" op
pagina 23
beschreven instructies, de bedradingsschema's
en de geldende wetgeving is uitgevoerd.
Voedingsspanning
Controleer
de
voedingsspanning
voedingspaneel. De spanning moet overeenstemmen met
de spanning op het identificatieplaatje van de unit.
Aardingsbedrading
Controleer of de aardingskabels goed zijn aangesloten en
de aardingsklemmen stevig zijn vastgemaakt.
Isolatietest van het hoofdvoedingscircuit
Controleer met behulp van een megger van 500 V of een
isolatiebestendigheid van 2 MΩ of meer is bereikt. Breng
hiervoor een spanning van 500 V DC aan tussen de
voedingsklemmen en de aarding. Gebruik nooit een
megger voor de transmissiebedrading.
Zekeringen, stroomonderbrekers of beveiligingen
Controleer of de zekeringen, de stroomonderbrekers of de
lokaal geïnstalleerde beveiligingen van het in het
hoofdstuk
"5.4.1 Vereisten
pagina 13
vermelde type en grootte zijn. Controleer of er
geen zekering of beveiliging is overbrugd.
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde
elektrische
componenten
componentenkast en binnenin de unit zichtbaar zijn.
Leidingdiameter en leidingisolatie
Installeer leidingen met de juiste diameter en isoleer ze
zoals voorgeschreven.
Afsluiters
Zorg dat de afsluiters aan zowel de vloeistof- als de
gaszijde open zijn.
Beschadigde onderdelen
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde
onderdelen of platgedrukte leidingen.
Koelmiddellek
Controleer
de
binnenkant
koelmiddellekken. Probeer eventuele koelmiddellekken te
repareren. Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet
in slaagt het lek te verhelpen. Raak geen koelmiddel aan
dat uit de aansluitingen van de koelmiddelleidingen is
gelekt. Anders kunt u vrieswonden oplopen.
Olielek
Controleer
de
compressor
eventuele
olielekken
plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het lek te
verhelpen.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
30
op
het
lokale
voor
beveiligingen" op
in
de
elektrische
van
de
unit
op
op
olielekken.
Probeer
te
repareren.
Raadpleeg
uw
Luchtinlaat/-uitlaat
Controleer of de luchtinlaat en -uitlaat van de unit niet
belemmerd is door papier, karton of iets anders.
Hoeveelheid extra koelmiddel
De bij te vullen hoeveelheid koelmiddel moet worden
vermeld op het bijgevoegde label "Bijgevuld koelmiddel"
en aangebracht op de achterkant van het voorpaneel.
Installatiedatum en lokale instelling
Schrijf de installatiedatum op de achterkant van het
voorpaneel overeenkomstig EN60335‑2‑40 en noteer ook
de lokale instelling(en).
8.4
Checklist tijdens inbedrijfstelling
Proefdraaien.
8.4.1
Over proefdraaien
Laat het systeem proefdraaien na de eerste installatie.
De hiernavolgende procedure beschrijft het proefdraaien van het
volledige systeem.
8.4.2
Proefdraaien (7-segmentendisplay)
1 Controleer of alle gewenste lokale instellingen zijn ingesteld; zie
"7.2 Lokale instellingen uitvoeren" op
2 Schakel de voeding naar de buitenunit en de aangesloten
binnenunits in.
OPMERKING
Schakel de voeding ten minste 6 uur voor gebruik in om de
carterverwarming
van
compressor te beschermen.
3 Schakel de bedrijfsschakelaar van de buitenunit IN.
4 Controleer het kijkglas van de buitenunit. Als het koelmiddel
zich niet in de afdichtingstoestand bevindt, vul dan extra
koelmiddel bij, maar NIET meer dan 10% van de berekende
hoeveelheid extra koelmiddel (zie
koelmiddel bijgevuld moet worden" op
b
a
O
Afdichtingstoestand (= voldoende koelmiddel)
X
Onvoldoende koelmiddel
a
Kijkglas
b
Vol vloeistof
c
Een weinig schuim in de vloeistof
d
Veel schuim in de vloeistof
5 Controleer of de binnenunit koude lucht uitblaast en of de
temperatuur in de ruimte/koelvitrine daalt.
6 Schakel de bedrijfsschakelaar van de buitenunit UIT.
VOORZICHTIG
Schakel de voeding NIET uit door de voeding rechtstreeks
te onderbreken. Mogelijk gevolg:
▪ Misschien zal de automatische herstartfunctie van de
unit de werking automatisch hervatten wanneer de
voeding weer is aangesloten.
▪ Slechte werking compressor.
7 Controleer het resultaat van het proefdraaien op het 7-
segmentendisplay van de buitenunit.
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
pagina 26.
stroom
te
voorzien
en
de
"6.7.3 Bepalen hoeveel
pagina 21).
c
d
LRMEQ3+4AY1
4P442131-1 – 2016.03