6 Installatie
2 Schakel de vacuümpomp uit zodra de waarde is bereikt en
controleer of de druk minstens 1 minuut niet stijgt.
3 Als de druk stijgt, dan bestaat de mogelijk dat in het systeem
vocht aanwezig is (zie vacuüm drogen onder) of dat het
systeem een lekkage heeft.
Op lekken controleren: Druklektest
1 Breek het vacuüm door het onder druk te brengen met
stikstofgas tot een minimum meterdruk van 0,2 MPa (2 bar).
▪ Stel de meterdruk van het hogedrukdeel van het systeem
nooit in op een waarde die groter is dan de maximum
bedrijfsdruk 4,0 MPa (40 bar).
▪ Stel de meterdruk van het lagedrukdeel van het systeem
nooit in op een waarde die groter is dan de ontwerpdruk van
de binnenunit.
2 Test
op
lekken
met
leidingverbindingen.
3 Verwijder alle stikstofgas.
OPMERKING
Gebruik een aanbevolen bellentestoplossing van bij uw
groothandelaar. Gebruik geen zeepwater want hierdoor
kunnen de flaremoeren breken (zeepwater kan immers
zout bevatten en zout absorbeert vocht dat kan bevriezen
als de leidingen afkoelen), en bovendien kunnen de
flareverbindingen erdoor gaan corroderen (want zeepwater
kan ammonia bevatten dat zorgt voor een corrosief effect
tussen de messing flaremoer en de koperen flare).
6.5.5
Vacuümdrogen
OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits
moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Laat
ook, indien aanwezig, alle (lokaal voorzien) kleppen naar
de binnenunits open.
Ga als volgt te werk om al het vocht uit het systeem te verwijderen:
1 Vacumeer het systeem minstens 2 uur tot een streefwaarde
van –100,7 kPa (– 1 ,007 bar/5 Torr).
2 Controleer of de streefwaarde van het vacuüm minstens 1 uur
behouden blijft nadat de vacuümpomp is uitgeschakeld.
3 Als de streefwaarde niet binnen de 2 uur wordt bereikt of niet 1
uur behouden blijft, bevat het systeem mogelijk te veel vocht.
Breek in dat geval het vacuüm met stikstofgas tot een
meterdruk van 0,05 MPa (0,5 bar) en herhaal stap 1 tot 3 tot
alle vocht verwijderd is.
4 Afhankelijk van of u meteen koelmiddel wil vullen via de
koelmiddelvulpoort of eerst een deel koelmiddel vooraf wil
vullen via de vloeistofleiding, opent u de afsluiters van de
buitenunit of laat u ze dicht. Zie
pagina 21
voor meer informatie.
INFORMATIE
Na het openen van de afsluiter is het mogelijk dat de druk
in de koelmiddelleidingen NIET toeneemt. De reden
hiervan kan bijv. zijn dat de expansieklep in het circuit van
de buitenunit gesloten is, maar dit vormt GEEN enkel
probleem voor de goede werking van de unit.
6.6
Koelmiddelleidingen isoleren
Na de lektest en het vacuümdrogen moeten de leidingen worden
geïsoleerd. Houd hierbij rekening met de volgende punten:
▪ Isoleer de aansluitleidingen en koelmiddelleidingaftakkingen
volledig.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
20
een
bellentestoplossing
op
"6.7.4 Koelmiddel vullen" op
▪ Isoleer altijd de vloeistof- en de gasleidingen (voor alle units).
▪ Gebruik hittebestendig polyethyleenschuim dat bestand is tegen
een temperatuur van 70°C voor de vloeistofleidingen en
polyethyleenschuim dat bestand is tegen een temperatuur van
120°C voor de gasleidingen.
▪ Houd rekening met de volgende punten bij de bepaling van de
isolatiedikte:
Minimumtemperatuur vloeistofleiding
Minimumtemperatuur gasleiding
Op de isolatie kan condens ontstaan.
▪ Als condens van op de afsluiter in de binnenunit zou kunnen
terechtkomen via openingen in de isolatie en leidingen doordat de
buitenunit hoger staat dan de binnenunit, dan moet dit worden
voorkomen door de aansluitingen af te dichten. Zie de
alle
onderstaande afbeelding.
b
a
a
Isolatiemateriaal
b
Afdichtingsmateriaal, enz.
6.7
Koelmiddel bijvullen
6.7.1
Over koelmiddel bijvullen
De buitenunit is in de fabriek gevuld met koelmiddel, maar
afhankelijk van de lokale leidingen, moet nog extra koelmiddel
worden bijgevuld.
Alvorens koelmiddel bij te vullen
Controleer de externe koelmiddelleiding van de buitenunit (lektest,
vacuümdrogen).
Typische werkstroom
Extra koelmiddel bijvullen bestaat doorgaans uit de volgende
stappen:
1
De hoeveelheid extra bij te vullen koelmiddel bepalen.
2
Extra koelmiddel bijvullen (op voorhand vullen en/of vullen).
3
Het label voor gefluoreerde broeikasgassen invullen en
bevestigen op de binnenkant van de buitenkant.
6.7.2
Voorzorgsmaatregelen voor het vullen
met koelmiddel
INFORMATIE
Lees ook de voorzorgsmaatregelen en vereisten in de
volgende hoofdstukken:
▪ Algemene voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheid
▪ Voorbereiding
20°C
–10°C
LRMEQ3+4AY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P442131-1 – 2016.03