OPMERKING
Vergeet niet om na de installatie van de koelmiddelleiding
en het vacuümdrogen de afsluiters te openen. Wanneer u
het systeem probeert te gebruiken met gesloten afsluiters
kan de compressor schade oplopen.
6.4.11
Richtlijnen bij aansluiten
leidingaftakkingen
Vloeistofleidingaftakking
▪ Gebruik Y-verbindingen.
▪ Installeer
horizontaal.
Dit
onregelmatig stroomt.
A
≤30°
A
a
Y-verbinding voor aftakking
Gasleidingaftakking
▪ Gebruik T-verbindingen.
▪ Installeer afgetakte leidingen hoger dan de hoofdleiding.
Zodoende voorkomt u dat koelmiddelolie terugstroomt naar niet-
draaiende binnenunits.
a b
a
Hoofdleiding
b
T-verbinding voor aftakking
▪ De "horizontale" gasleiding moet aflopen naar de buitenunit.
a
b
c
a
Aflopende gasleiding van binnenunits naar aftakking
b
T-verbinding voor aftakking
c
Aflopende gasleiding van aftakking naar buitenunit
6.5
De koelmiddelleiding controleren
6.5.1
Over het controleren van de
koelmiddelleidingen
De koelmiddelleiding controleren betekent:
▪ De koelmiddelleiding controleren op lekken.
▪ Alle vocht, lucht of stikstof uit de koelmiddelleiding verwijderen
door middel van vacumeren.
Als de koelmiddelleiding vocht kan bevatten (bijvoorbeeld water in
de leiding), moet u eerst vacuümdrogen zoals hieronder beschreven
tot alle vocht is verwijderd.
Alle leidingen in de unit zijn in de fabriek op lekken getest.
Alleen lokaal geïnstalleerde leidingen moeten worden gecontroleerd.
Zorg ervoor dat alle afsluiters van de buitenunit goed gesloten zijn
alvorens een lektest uit te voeren of te vacuümdrogen.
LRMEQ3+4AY1
Condensatie-unit met luchtgekoelde koeling
4P442131-1 – 2016.03
voorkomt
dat
het
koelmiddel
a
OPMERKING
Zorg ervoor dat de kleppen van alle (lokaal voorziene)
lokale leidingen OPEN staan (behalve de afsluiters van de
buitenunit!) voordat u begint met de lektest of het
vacuümdrogen.
Zie
"6.5.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling" op pagina 19
voor meer informatie over de stand van de kleppen.
6.5.2
Koelmiddelleiding controleren: Algemene
richtlijnen
Sluit de vacuümpomp via een verdeelstuk aan op de servicepoort
van
alle
afsluiters
voor
"6.5.3 Koelmiddelleiding controleren: Opstelling" op
OPMERKING
Gebruik een 2-trapsvacuümpomp met een terugslagklep of
een elektromagnetische klep die tot een meterdruk van
– 1 00,7 kPa (5 Torr absoluut) kan evacueren.
OPMERKING
Zorg ervoor dat de olie in de pomp niet in het systeem
terugstroomt wanneer de pomp niet draait.
OPMERKING
Ontlucht niet met koelmiddel. Gebruik een vacuümpomp
om de installatie te ontluchten.
6.5.3
Koelmiddelleiding controleren: Opstelling
p <
p >
A
B
g
f
a
d
C
N2
b
c
e
a
Reduceerklep
b
Stikstof
c
Weegschaal
d
Fles R410A-koelmiddel (hevelsysteem)
e
Vacuümpomp
f
Afsluiter vloeistofleiding
g
Afsluiter gasleiding
A
Klep A
B
Klep B
C
Klep C
Klep
Klep A
Klep B
Klep C
Afsluiter vloeistofleiding
Afsluiter gasleiding
OPMERKING
Controleer de binnenunits ook op lekken en op vacuüm.
Houd eventuele (lokaal voorziene) kleppen van lokale
leidingen ook open.
6.5.4
Lektest uitvoeren
De lektest moet in overeenstemming zijn met EN378‑2.
Op lekken controleren: Vacuümlektest
1 Vacumeer het systeem aan de vloeistof- en gasleiding
gedurende meer dan 2 uur tot –100,7 kPa (– 1 ,007 bar/5 Torr).
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
6 Installatie
een
grotere
efficiëntie
(zie
pagina 19).
Stand van de klep
Open
Open
Open
Gesloten
Gesloten
19