6.
Instellingen van brandpunt en helderheid (belichting)
Over [
] ([49-zone])
Er kunnen tot 49 AF-zones scherp gesteld worden.
Dit is zelfs werkzaam als een onderwerp zich niet in het midden van het scherm bevindt
•
De zone die scherp gesteld moet worden kan ingesteld worden.
Over [
], enz. ([Voorkeur multi])
U kunt uit de 49 AF-zones de optimale vorm van de AF-zone voor het onderwerp vrij
instellen.
(P143)
Over [
] ([1-zone])
Het toestel stelt scherp op het object in de AF-zone in het midden van het scherm.
•
De positie en de maat van de AF-zone kunnen veranderd worden.
•
Wanneer het onderwerp zich niet in het midden van de compositie bevindt in [Ø], kunt u het
onderwerp in de AF-zone brengen, de scherpstelling en de belichting vaststellen door de
sluiterknop tot halverwege in te drukken, de camera naar de gewenste compositie verplaatsen
terwijl u de sluiterknop tot halverwege ingedrukt blijft houden en de foto maken (alleen als de
focusmodus op [AFS] gezet is).
Over [
] ([Spot])
U kunt een preciezere focus verkrijgen op een punt dat kleiner is dan [Ø].
•
De focuspositie kan ingesteld worden op een vergroot scherm.
•
Als de sluiterknop tot halverwege ingedrukt wordt, zal het scherm voor het controleren van de
brandpuntpositie vergroot worden.
•
Hoe lang de weergave vergroot moet worden kan ingesteld worden m.b.v. [Spot AF tijd] in het
[Voorkeuze] menu.
•
In de volgende gevallen, werkt [
–
Wanneer u bewegende beelden opneemt
•
Deze kan in de volgende gevallen niet op [
–
[AFF]/[AFC] (focusmodus)
(P147)
] als [Ø]
] gezet worden.
142
(P145)
(P145)
(P146)