5 Bediening
OPM.
Voor wijziging van de temperatuureenheid zie paragraaf 5.14 Temperatuur-
eenheden, pagina 23.
5.9 Doorgang
WAARSCHUWING
Voer geen diode-, weerstands- of doorgangstests uit voordat u de condensa-
toren en het te testen apparaat spanningsloos hebt gemaakt. Anders bestaat
er letselgevaar.
1.
Zet de functieschakelaar in de stand
2.
Steek het zwarte meetsnoer in de negatieve COM-aansluiting en het rode
meetsnoer in de positieve Ω-aansluiting.
3.
Gebruik de toets
moet worden weergegeven.
4.
Houd de pennen van de sondes tegen de te testen stroomkring of
component.
5.
Als de weerstand minder is dan 30 Ω, piept de meter continu.
5.10 Diodetest
WAARSCHUWING
Voer geen diode-, weerstands- of doorgangstests uit voordat u de condensa-
toren en het te testen apparaat spanningsloos hebt gemaakt. Anders bestaat
er letselgevaar.
1.
Zet de functieschakelaar in de stand
2.
Steek het zwarte meetsnoer in de negatieve COM-aansluiting en het rode
meetsnoer in de positieve Ω-aansluiting.
3.
Gebruik de toets
moet worden weergegeven.
4.
Houd de pennen van de sondes tegen de te testen diode of halfgeleiderlaag.
Noteer de waarde op het display.
#T559826; r. AF/ 10382/10382; nl-NL
.
om de doorgangsmeting te selecteren. De indicator
.
om de diodetestfunctie te selecteren. De indicator
19