5 Bediening
OPM.
Zorg ervoor dat u, voordat u het apparaat gaat gebruiken, alle instructies, ge-
vareninformatie, waarschuwingen, opmerkingen en juridische informatie hebt
doorgelezen en begrepen, en dat u deze opvolgt en in acht neemt.
OPM.
Wanneer de meter niet wordt gebruikt, dient de functieschakelaar in de stand
te staan.
OPM.
Bij het aansluiten van de meetsnoeren op het te testen apparaat, dient het
min-snoer eerder te worden aangesloten dan het plus-snoer. Bij het verwijde-
ren van de meetsnoeren dient het plus-snoer eerder te worden verwijderd
dan het min-snoer.
5.1 Meter inschakelen
1.
Zet de functieschakelaar in een willekeurige stand om de meter in te
schakelen.
2.
Als de batterij-indicator
meter niet wordt ingeschakeld, vervang dan de batterijen. Zie paragraaf 6.2
Batterijen vervangen, pagina 25.
5.1.1 Automatische uitschakeling
Nadat de meter 25 minuten niet is gebruikt, schakelt hij over naar de sluimermo-
dus. Om de meter opnieuw in te schakelen, zet u de functieschakelaar in de
stand OFF en vervolgens weer in een willekeurige stand. De time-out voor auto-
matische uitschakeling wordt dan gereset.
5.2 Automatische/handmatige bereikinstelling
In de modus voor automatische bereikinstelling kiest de meter automatisch de
meest geschikte meetschaal. In de modus voor automatische bereikinstelling
wordt het gewenste bereik (de schaal) handmatig ingesteld.
#T559826; r. AF/ 10382/10382; nl-NL
aangeeft dat de batterijspanning laag is of als de
14