Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Vermogensgegevens Voor Langlaufen; Jumpmaster; Een Sprong Plannen; Sprongtypen - Garmin ENDURO Gebruikershandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

Vermogensgegevens voor langlaufen

U kunt uw compatibele Enduro toestel gekoppeld met het HRM-
Pro
accessoire gebruiken om real-time feedback te geven over
uw langlaufen.
OPMERKING: Het HRM-Pro accessoire moet met het Enduro
toestel worden gekoppeld met behulp van ANT
Vermogen is de kracht die u tijdens het skiën opwekt. Het
uitgangsvermogen wordt gemeten in watt. Factoren die van
invloed zijn op het vermogen zijn onder andere uw snelheid,
hoogteveranderingen, wind en sneeuw. U kunt het
uitgangsvermogen gebruiken om uw ski-prestaties te meten en
te verbeteren.
OPMERKING: De waarden voor het skivermogen zijn over het
algemeen lager dan de vermogenswaarden voor fietsen. Dit is
normaal en wordt veroorzaakt doordat mensen minder efficiënt
zijn tijdens het skiën dan tijdens het fietsen. Het is gebruikelijk
dat de vermogenswaarden bij skiën 30 tot 40 procent lager
liggen dan die bij fietsen bij dezelfde trainingsintensiteit.

Jumpmaster

WAARSCHUWING
De functie jumpmaster dient alleen door ervaren skydivers te
worden gebruikt. De functie jumpmaster dient niet te worden
gebruikt als primaire hoogtemeter tijdens het skydiven. Als u niet
de juiste spronginformatie invoert, kan dat leiden tot ernstige
verwondingen of overlijden.
De functie jumpmaster volgt militaire richtlijnen voor het
berekenen van het "high altitude release point" (HARP). Het
toestel detecteert automatisch wanneer u gesprongen bent en
begint de navigatie naar het "desired impact point" (DIP) met
behulp van de barometer en het elektronische kompas.

Een sprong plannen

1
Selecteer een sprongtype
2
Voer spronginformatie in
pagina
6).
Het toestel berekent de HARP.
3
Selecteer GA NAAR HARP om navigatie naar de HARP te
starten.

Sprongtypen

Met de functie jumpmaster kunt u kiezen uit een van de
volgende drie sprongtypen: HAHO, HALO of Statisch. Het
sprongtype is bepalend voor welke aanvullende
instellingsgegevens vereist zijn. Alle sprongtypen,
spronghoogten en hoogten waarop de parachute wordt
geopend, worden gemeten in voet boven de grond (AGL).
HAHO: High Altitude High Opening. De jumpmaster springt van
een zeer grote hoogte en opent de parachute op grote
hoogte. U moet een DIP en spronghoogte instellen van ten
minste 1000 voet. De spronghoogte wordt verondersteld
hetzelfde te zijn als de openhoogte. Gangbare waarden voor
de spronghoogte variëren van 12.000 tot 24.000 voet AGL.
HALO: High Altitude Low Opening. De jumpmaster springt van
een zeer grote hoogte en opent de parachute op lage hoogte.
De vereiste informatie is hetzelfde als het HAHO-sprongtype
plus een openhoogte. De openhoogte mag niet groter zijn
dan de spronghoogte. Gangbare waarden van de
openhoogte variëren van 2000 tot 6000 voet AGL.
Statisch: Er wordt uitgegaan van een constante windsnelheid
en windrichting gedurende de sprong. De spronghoogte moet
ten minste 1000 voet zijn.

Spronginformatie invoeren

1
Selecteer
.
2
Selecteer Jumpmaster.
3
Selecteer een sprongtype
6
®
technologie.
(Sprongtypen, pagina
6).
(Spronginformatie invoeren,
(Sprongtypen, pagina
6).
4
Voer een of meerdere handelingen uit om uw
spronginformatie in te voeren:
• Selecteer DIP om een punt in te stellen voor de gewenste
landingslocatie.
• Selecteer Spronghoogte om de spronghoogte AGL (in
voet) in te stellen waarop de jumpmaster het vliegtuig
verlaat.
• Selecteer Openhoogte om de openhoogte AGL (in voet)
in te stellen waarop de jumpmaster de parachute opent.
• Selecteer Voorwaartse beweging om de horizontaal
afgelegde afstand (in meters) als gevolg van de snelheid
van het vliegtuig in te stellen.
• Selecteer Koers naar HARP om de afgelegde richting (in
graden) als gevolg van de snelheid van het vliegtuig in te
stellen.
• Selecteer Wind om de windsnelheid (in knopen) en
windrichting (in graden) in te stellen.
• Selecteer Constant om aanvullende gegevens voor de
geplande sprong in te stellen. Afhankelijk van het
sprongtype selecteert u Percentage van maximum,
Veiligheidsfactor, K-open, K-vrije val of K-statisch en
voert u aanvullende informatie in
pagina
6).
• Selecteer Automatisch naar DIP om de navigatie naar
het DIP automatisch in te schakelen na afloop van uw
sprong.
• Selecteer GA NAAR HARP om navigatie naar de HARP
te starten.

Windgegevens invoeren voor HAHO- en HALO-sprongen

1
Selecteer
.
2
Selecteer Jumpmaster.
3
Selecteer een sprongtype
4
Selecteer Wind > Voeg toe.
5
Selecteer een hoogte.
6
Voer een windsnelheid in knopen in en selecteer OK.
7
Voer een windrichting in graden in en selecteer OK.
De windwaarde wordt toegevoegd aan de lijst. Alleen
windwaarden op de lijst worden gebruikt tijdens
berekeningen.
8
Herhaal stap 5–7 voor iedere beschikbare hoogte.
Windgegevens herstellen
1
Selecteer
.
2
Selecteer Jumpmaster.
3
Selecteer HAHO of HALO.
4
Selecteer Wind > Herstel.
Alle windwaarden worden verwijderd uit de lijst.

Windgegevens invoeren voor een statische sprong

1
Selecteer
.
2
Selecteer Jumpmaster > Statisch > Wind.
3
Voer een windsnelheid in knopen in en selecteer OK.
4
Voer een windrichting in graden in en selecteer OK.

Constante-instellingen

Selecteer Jumpmaster, selecteer een sprongtype en selecteer
Constant.
Percentage van maximum: Hiermee stelt u het sprongbereik in
voor alle sprongtypen. Een instelling lager dan 100%
verkleint de driftafstand naar de DIP en een instelling hoger
dan 100% vergroot deze afstand. Ervaren jumpmasters
willen mogelijk lagere percentages gebruiken, beginnende
parachutespringers kiezen wellicht voor hogere percentages.
Veiligheidsfactor: Hiermee stelt u de foutmarge voor een
sprong in (alleen HAHO). Veiligheidsfactoren zijn meestal
(Constante-instellingen,
(Sprongtypen, pagina
6).
Activiteiten en apps

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave