•
de bekkengordel (als deze is geïnstalleerd) perfect in
orde is en
•
de achteruitkijkspiegel (indien geïnstalleerd) op de
juiste wijze is afgesteld, zodat u altijd achteruit kunt
kijken zonder voorover te buigen of uw zithouding aan
te passen.
6.3 Parkeren en stilstaan
Wanneer u uw mobiliteitshulpmiddel parkeert of als uw
mobiliteitshulpmiddel langere tijd stilstaat:
1. Schakel de stroom naar het mobiliteitshulpmiddel uit
(AAN/UIT-knop).
2. Activeer de antidiefstalvergrendeling, indien aanwezig.
6.3.1 De parkeerremmen inschakelen/uitschakelen
De motoren van het mobiliteitshulpmiddel zijn uitgerust
met een automatisch remsysteem waarmee kan worden
voorkomen dat de rolstoel oncontroleerbaar begint te rijden
terwijl de joystick is uitgeschakeld.
Uw mobiliteitshulpmiddel kan behalve met motorremmen
ook worden uitgerust met parkeerremmen. Deze voorkomen
dat uw mobiliteitshulpmiddel heen en weer beweegt tijdens
het transport, bijvoorbeeld bij speling in de transmissie.
1578440-I
De parkeerrem inschakelen:
1. Trek de hendel A omhoog.
De parkeerrem uitschakelen:
1. Druk de hendel A omlaag.
6.4 Opstappen op en afstappen van het
mobiliteitshulpmiddel
– De armsteun moet worden verwijderd of naar
boven worden gedraaid om vanaf de zijkant
op te stappen op of af te stappen van het
mobiliteitshulpmiddel.
Fig. 6-1
Gebruik
63