N.B.: Bedenk dat een
bandenreparatieset slechts voor tijdelijke
mobiliteit zorgt. Voorschriften aangaande
bandreparatie na gebruik van de
bandenreparatieset kunnen per land
verschillen. Raadpleeg een
bandenspecialist voor advies.
WAARSCHUWING
Voordat u wegrijdt moet de band
de voorgeschreven
bandenspanning hebben. Zie
Technische specificatie (bladzijde
255). Controleer voortdurend de
bandenspanning tot de band is
vervangen.
Lege flessen afdichtmiddel mogen samen
met het huishoudelijk afval worden
afgevoerd. Breng resten afdichtmiddel
naar uw dealer of voer ze af volgens de
lokale richtlijnen.
VERZORGING VAN BANDEN
E70415
Zorg voor een langere levensduur ervoor
dat de banden van de voor- en
achterwielen gelijkmatig slijten. Wij raden
aan dat de voor- en achterwielen met
regelmatige intervallen tussen 5.000 en
10.000 km te wisselen.
Velgen en banden
Als u een stoeprand moet oprijden, doe
het dan zo langzaam mogelijk en rijd zo
mogelijk haaks met de wielen het trottoir
op.
Controleer regelmatig de banden op
scheuren, vreemde voorwerpen of
onregelmatige slijtage van het loopvlak.
Ongelijkmatige slijtage betekent dat de
wieluitlijning niet meer aan de specificaties
voldoet.
Controleer iedere twee weken de
bandenspanning (inclusief het
reservewiel) wanneer de banden koud
zijn.
GEBRUIK VAN
WINTERBANDEN
Indien winterbanden zijn gemonteerd,
controleer dan of de bandenspanning
correct is. Zie Technische
specificatie (bladzijde 255).
GEBRUIK VAN
SNEEUWKETTINGEN
253
LET OP
Laat tijdens het parkeren de
bandwangen niet langs
trottoirbanden schuren.
LET OP
Controleer of u de velgen met de
winterbanden met het correcte type
wielmoeren hebt bevestigd.
WAARSCHUWINGEN
Rijd niet harder dan 50 km/h (30
mhp).
Rijd niet met sneeuwkettingen op
een sneeuwvrij wegdek.