Optimaal instellen van de PID-regeling:
[1]
kies de acceleratie/deceleratie-tijd zodanig dat ook bij een plotseling verandering
van de gewenste frequentie de frequentieregelaar niet tript op overstroom of
overvoltage.
[2]
Zet de I-tijdconstante (A073) op 30s en verhoog de P-gain (A072) zodanig dat het
systeem begint te oscilleren. (instabiel wordt), dit is te zien aan het
terugkoppelsignaal (d004) en aan de actuele frequentie (d001). Verlaag stapsgewijs
de Pgain zodat het systeem uit oscillatie komt. De helft van deze waarde is de
uiteindelijke instelling.
[3]
Verlaag de I-tijdconstante zodat het systeem begint te oscilleren. Verhoog
stapsgewijs de I-tijdconstante zodat het systeem uit oscillatie komt. Verhoog de
gevonden waarde met zo'n 20-50%.
[4]
Het eindresultaat dient te zijn dat de gewenste waarde relatief snel bereikt worden
zonder grote overshoot. En dat de frequentieregelaar niet oscilleert.
[5]
Mocht de overshoot bij opstart te groot zijn kan het nuttig zijn de D-gain iets te
verhogen. Denk hierbij aan een waarde van A074 tussen de 0,05- 0,1.
Omschakeling tussen toerenregeling en PID-regeling.
Met een binaire ingangsklem "PID"(C00X-23) kan er gekozen worden tussen PID
regeling of toerenregeling. Dit is handig voor processen welke beter geregeld
worden door deze eerst op een bepaald flow of niveau te brengen voordat de PID-
regeling wordt gestart.
Ook kan het uit veiligheidsoverwegingen nodig zijn de PID-regeling te onderbreken
en de motor op een bepaald toerental te dwingen.
48