Werking
4.4 Aan/uit ruimtethermostaat
Het blijft altijd mogelijk een Allure-toestel aan te sturen met een
aan/uit ruimtethermostaat in plaats van de modulerende eBus
klokthermostaat (zie § 5.7.2). Dit kan het geval zijn, indien b.v.
een bestaande jaarregeling (centrale unit) wordt gebruikt.
Let op!
De aansluiting van de aan/uit ruimtethermostaat en de
modulerende Bus klokthermostaat zijn niet dezelfde; zie
§ 5.7.2.
Bij het aansluiten van een aan/uit ruimtethermostaat moet het
stapnummer 23 op de waarde "1" staan (= fabrieksinstelling)
(zie hoofdstuk 12).
Wanneer een aan/uit ruimtethermostaat is aangesloten is het
niet meer mogelijk om een schakelaar voor het uitzetten van
verwarming resp. koeling aan te sluiten (zie § 5.7.3). Ook het
aansluiten van een schakelaar om het toestel op constante
warmtevraag te laten werken is niet meer mogelijk.
Dit omdat deze aansluitingen op de besturingsunit gelijk zijn
aan die van de aan/uit ruimtethermostaat; verschil bij andere
toepassing is instelling van stapnummer 23
Het Allure toestel zal bij gebruik van de aan/uit thermostaat
anders reageren dan met de modulerende E-bus klokthermos-
taat. Indien het toestel is aangesloten op een aan/uit ruimte-
thermostaat zal bij warmtevraag een setwaarde met de maxi-
mum ingestelde uitblaastemperatuur worden gegenereerd. De
besturingsunit zal de uitblaastemperatuur van het toestel op
deze setwaarde brengen met maximaal vermogen en modu-
lerend op deze waarde houden. Het grootste verschil met een
modulerende thermostaat is dat de setwaarde met een aan/uit
regeling niet varieert. Echter, in combinatie met een aangeslo-
ten buitenvoeler (zie § 5.7.6) zal de setwaarde van de uitblaas-
temperatuur kunnen variëren afhankelijk van de buitentempe-
ratuur en zal de veranderde setwaarde modulerend gevolgd
worden. In het instelprogramma is de temperatuur in te stellen
waarbij de maximale setwaarde wordt uitgestuurd. Is de werke-
lijke buitentemperatuur hoger dan de ingestelde waarde, dan
zal een lagere setwaarde worden gegenereerd.
In een kanalensysteem met een omloopkanaal zal bij het ver-
der openen van de klep in het omloopkanaal de retourtempera-
tuur in het toestel stijgen. Een stijgende retourtemperatuur en
gelijkblijvende uitblaastemperatuur heeft tot gevolg dat minder
vermogen nodig is om de lucht te verwarmen. Het toestel zal
hierop wel moduleren. Bij einde warmtevraag zal het toestel
uitschakelen. Het in- en uitschakelgedrag zal afhangen van de
regeling in de aan/uit ruimtethermostaat. Het luchtvolume van
de systeemventilator zal traploos toenemen bij een stijgende
uitblaastemperatuur en het ingestelde maximum bereiken bij
de setwaarde van de uitblaastemperatuur.
Alle voordelen van een Allure toestel ten opzichte van bestaan-
de toestellen blijven bestaan bij het gebruik van de aan/uit ther-
mostaat:
• Hoog Rendement
• moduleren, afhankelijk van de buitentemperatuur m.b.v. een
buitenvoeler.
• energiezuinige componenten
• installatie- en gebruikersvriendelijk.
Gebruik een ruimtethermostaat met 'spanningsvrij' contact, bij-
voorbeeld de Chronotherm IV of een Chronotherm Vision.
Allure 2e druk mei 2010
Hoofdstuk 4
9