2
2.3
Opwarmcyclus van
het toestel
2.4
Beveiliging van het
toestel
2.4.1
12
Werking van het toestel
Bij dit toestel wordt het koude water, onderaan de tank, ingevoerd bij de
koudwaterinlaat (14). Door de branderkamer (8) en warmtewisselaar (11) wordt
de verbrandingswarmte overgedragen aan het water. Het opgewarmde
tapwater verlaat de tank bij de warmwateruitlaat (2). Als het toestel volledig met
water gevuld is, staat het voortdurend onder waterleidingdruk. Bij het aftappen
van warm water uit het toestel wordt er direct weer koud water toegevoegd.
Het gas dat nodig is voor de verbranding stroomt via het gasblok (16) in het
verdeelstuk (manifold). In het verdeelstuk (manifold) bevinden zich inspuiters.
Het gas spuit via deze inspuiters in de staafbranders (36). De staafbranders
vormen tezamen het branderbed. Bij de inspuiting van het gas in de
staafbranders wordt ook de primaire lucht aangezogen die nodig is voor de
verbranding. Door de nauwe opening van de inspuiter wordt de gasstroom
versneld. Hierdoor ontstaat een onderdruk. Door de zuigende werking van deze
onderdruk wordt de lucht mee aangezogen (Venturi werking). Verder wordt lucht
aangezogen door de openingen in het branderbed.
De gloeiontsteker (20) zorgt voor de ontsteking van het gas/luchtmengsel.
De bij deze verbranding vrijkomende rookgassen worden door de vlampijpen
(onderdeel van 11) geleid. In de vlampijpen zijn wervelstrips (onderdeel van 11)
geplaatst. Deze vertragen het transport van de rookgassen waardoor een beter
rendement verkregen wordt.
De rookgassen verlaten het toestel via de trekonderbreker (33). In de
trekonderbreker is een energiebesparende rookgasklep (32) gemonteerd. De
rookgasklep opent voordat het branderbed ontsteekt en sluit zodra het dooft.
Onder het branderbed is een stralingsschild/condensbak (35) gemonteerd.
Deze voorkomt oververhitting van de vloeroppervlakte onder het toestel, en
doet dienst als opvangbak voor condenswater.
De isolatielaag (24) voorkomt warmteverlies. Voor corrosiebescherming is de
binnenzijde van de tank geëmailleerd. De anodes (9) geven extra bescherming.
Het gehele toestel wordt bestuurd en bewaakt door de ThermoControl (de
elektronische besturing).De temperatuursensor T1 (7), bovenin de tank (10), en
de temperatuursensor T2 (13), onderin de tank, meten de watertemperatuur.
Deze temperaturen worden doorgegeven aan de elektronische besturing. Aan
de hand van deze twee metingen berekent de elektronische besturing een netto
watertemperatuur: T
. De waarde van T
netto
bovenin de tank en onderin de tank. Zodra T
watertemperatuur (T
) constateert de elektronische besturing een
set
"warmtevraag". Het gasblok (16) wordt geopend en het gas vermengt met de
lucht. Dit mengsel wordt ontstoken met de gloeiontsteker (20) en het water
wordt verwarmd. Zodra T
netto
de elektronische besturing de opwarmcyclus.
Zowel bij het constateren en beëindigen van de warmtevraag neemt de
elektronische besturing een bepaalde marge in acht. De marge noemen we de
hysterese (12.2 "De hysterese instellen").
Inleiding
De elektronische besturing bewaakt de watertemperatuur en zorgt voor een
veilige verbranding. Dit gebeurt door:
•
de Beveiliging watertemperatuur;
•
de Rookgasafvoerbeveiliging;
•
de Ionisatiepen.
ligt tussen de temperatuur
netto
lager is dan de ingestelde
netto
boven T
komt eindigt de warmtevraag en stopt
set
Instructiehandleiding ADMR
gis