6.8
Werking brander
6.8.1
Start van de brander
0s:
Sluiting thermostaat/drukschakelaar TL.
2s:
Het programma van de elektrische installatie is begonnen.
Start servomotor: draai 90° naar links, dus tot het contact
op de nok I in werking treedt (Afb. 24 op pag. 24).
26s:
De luchtklep bereikt de positie van MAX vermogen.
Start van de motor ventilator.
Nu begint de fase voorventilatie.
57s:
De servomotor draait naar rechts met de hoek ingesteld
op de nok III (Afb. 24 op pag. 24) voor het MIN vermogen.
77s:
De luchtklep en de gassmoorklep worden op het MIN ver-
mogen geplaatst (met nok III)(Afb. 24 op pag. 24) op 15°.
92s:
Vonk aan de ontstekingselektrode.
De veiligheidsventielen VS en VR gaan open, snelle ope-
ning. De vlam ontvlamt bij een laag vermogen, punt A.
Het debiet neemt vervolgens geleidelijk toe, trage ope-
ning van het ventiel VR, tot het MIN. vermogen, punt B.
94s:
Doven van de vonk.
118s: Het startprogramma eindigt.
6.8.2
Tijdens de werking
Brander zonder de kit voor variërende werking
Na de startfase gaat de bediening van de servomotor over naar
de thermostaat/drukschakelaar TR die de druk of de temperatuur
in de ketel controleert, punt C.
De elektrische controledoos zet de controle van de vlamaanwe-
zigheid en van de correcte stand van de maximum lucht- en
maximum gasdrukschakelaars voort.
–
Als de temperatuur of de druk laag is zodat de thermostaat/
drukschakelaar TR zich in de positie bevindt van 'verzoek om
vermogen', verhoogt de brander geleidelijk aan het vermo-
gen tot de maximumwaarde (deel C-D).
–
Als dan de temperatuur of de druk verhoogt zodat de TR
wordt omgeschakeld, verlaagt de brander geleidelijk aan het
vermogen tot aan de minimum waarde (deel E-F). Enzovoort.
–
De brander valt stil als er om minder warmte gevraagd wordt
dan de brander levert bij minimumvermogen, deel G-H. De
thermostaat/drukschakelaar TL opent, de servomotor keert
terug naar de hoek 0°. De luchtklep sluit volledig, om zoveel
mogelijk thermische dispersie te voorkomen.
Brander met de kit voor variërende werking
Zie de handleiding van de regelaar.
6.8.3
Geen ontsteking
Als de brander niet ontstoken wordt, wordt hij vergrendeld binnen
3 s door de opening van het gasventiel.
6.8.4
Uitdoven van de brander tijdens de werking
Als de vlam tijdens de werking per ongeluk dooft, treedt de ver-
grendeling van de brander binnen 1 sec. in werking.
2916309
Inbedrijfstelling, ijking en werking van de brander
(n = seconden vanaf het ogenblik 0)
D3857
D799
Indien de brander uitvalt, mag deze niet meer dan
twee maal achtereenvolgens ontgrendeld worden
om schade aan de installatie te vermijden.
OPGELET
Als de brander de derde maal vergrendeld wordt,
moet de assistentiedienst gecontacteerd worden.
Indien de brander nog wordt vergrendeld of ande-
re defecten vertoont, mogen de ingrepen uitslui-
tend uitgevoerd worden door bevoegd verklaard
en gespecialiseerd personeel, volgens de aandui-
GEVAAR
dingen in deze aanwijzingen en in overeenstem-
ming met de normen en de wetsbepalingen.
28
NL
NORMALE ONTSTEKING
GEEN ONTSTEKING
Afb. 31
Afb. 32