13. AKOESTISCH VERMOGEN
13.1.
ALARA Principe
ALARA is de richtlijn voor het gebruik van diagnostische echografie. Gekwalificeerde gebruikers van echografie
bepalen de blootstelling die "zo laag als redelijkerwijs mogelijk is". Er is geen set met regels om voor elke situatie
de juiste blootstelling te bepalen. De gekwalificeerde gebruiker bepaalt de meest geschikte manier om het
akoestische vermogen laag te houden en de bio-effecten tot een minimum te beperken, terwijl er toch een
diagnostisch onderzoek wordt verkregen. Er is grondige kennis vereist van de mogelijkheden van de sonde en de
instelling en bediening van het systeem en de scantechniek.
De instellingen voor beeldoptimalisatie en de diepte-instelling bepalen de karakteristiek van het ultrasone geluid
voor het Biim-systeem. De transducer-capaciteit stuurt de frequentie van werking, penetratie, resolutie en het
gezichtsveld. Het is de scantechniek van de gekwalificeerde echografie-gebruiker, samen met de variabiliteit van
de patiënt, die de juiste systeeminstellingen bepaalt voor een bepaald onderzoek.
Tot de limieten variabelen die bepalen hoe de gekwalificeerde gebruiker van ultrasone systemen het ALARA-
principe toepast, behoren de lichaamsgrootte van de patiënt, de verzwakking van het akoestisch vermogen in het
lichaam en blootstellingstijd aan ultrageluid. Met name de blootstellingstijd is belangrijk, omdat de
gekwalificeerde gebruiker de tijd kan controleren waarop het systeem actief wordt belicht. De mogelijkheid om de
blootstelling in de loop van de tijd te beperken, ondersteunt het ALARA-principe.
13.2.
Het ALARA-principe toepassen
Het ALARA-principe houdt in dat het gebruik van ultrasone golven wordt beperkt tot situaties waarin het medisch
noodzakelijk is, en dat blootstelling van de patiënt aan de laagste ultrasone output wordt beperkt tot de kortst
mogelijke tijd die nodig is om acceptabele diagnostische beelden te verkrijgen. Hoewel er geen directe
gebruikersbediening is voor akoestisch vermogen, kunt u het vermogen indirect regelen door de optimalisatie en
diepte te variëren.
In het geval van een defect aan het apparaat zijn er talrijke interne systeemcontroles die de uitvoer van de
transducer beperken. Dit wordt bereikt doordat het systeem monitoren en grenzen biedt voor zowel de totale
transducerstroom als de spanningsaandrijving naar de transducer.
13.3.
Directe, indirecte en ontvangerbediening
De systeembedieningen zijn onderverdeeld in drie hoofdcategorieën wat betreft het akoestisch vermogen:
bedieningselementen die rechtstreeks van invloed zijn op de uitvoer, bedieningselementen die indirect van
invloed zijn op de uitvoer en bedieningselementen van de ontvanger.
13.3.1. Directe bedieningselementen
Het systeem heeft geen direct gebruikersbedieningselement voor vermogen, maar het is zo ontworpen dat het
vermogen automatisch wordt aangepast om een acceptabele beeldkwaliteit te garanderen en om de juiste
akoestische en thermische te handhaven. Omdat er geen direct gebruikerselement is voor vermogen, dient de
echografist te vertrouwen op het regelen van de blootstellingsduur en de scantechniek om het ALARA-principe toe
te passen.
De Biim Probe overschrijdt niet een temporaal-gemiddelde spatiële piekintensiteit (ISPTA) van 720 mW/cm
mechanische index (MI) van 1,0 en een TI van 1,0.
13.3.2. Indirecte bedieningselementen
De bedieningselementen die vermogen indirect beïnvloeden zijn bedieningselementen waarmee de
beeldoptimalisatie, diepte en stilzetten worden geregeld. De beeldoptimalisatie en dieptecontrole bepalen de
karakteristiek van de ultrasoonbundel. Stilzetten stopt al het ultrasone vermogen terwijl u door de eerder
gemaakte beelden kunt bladeren.
Biim Ultrasound Gebruikershandleiding
, een
2
54