De motor starten:
▼ Controleer
motorstopschakelaar in de stand
AAN staat.
▼ Controleer
of
neutraal staat.
▼ Trek de koppelingshendel helemaal
tegen de handgreep.
▼ Draai de contactschakelaar in de
stand AAN.
Let op
Wanneer
het
ingeschakeld,
waarschuwingslampjes
instrumentenpaneel aan en vervolgens
weer uit (behalve de lampjes die blijven
branden tot de motor wordt gestart -
zie pagina 38).
In
de
sleutel
is
aangebracht om de startonderbreker uit
te schakelen. Om er zeker van te zijn dat
de
startonderbreker
functioneert, altijd maar een van de
twee contactsleutels in de buurt van de
contactschakelaar
twee contactsleutels in de buurt van de
schakelaar worden gehouden, kan het
signaal tussen de transponder en de
startonderbreker onderbroken worden.
In zo'n situatie blijft de startonderbreker
actief, tot een van de contactsleutels
verwijderd wordt.
▼ Laat de gasklep volledig dicht en
druk op de startknop tot de motor
start.
▼ Laat de koppelingshendel langzaam
los.
RIJDEN OP DE MOTORFIETS
of
de
de
transmissie
in
contact
wordt
gaan
de
op
het
een
transponder
correct
houden.
Wanneer
Voorzichtig
Het waarschuwingslampje voor lage
oliedruk moet kort na het starten van
de motor uitgaan.
Wanneer
het
waarschuwingslampje
voor lage oliedruk na het starten van
de motor blijft branden, de motor
onmiddellijk
uitschakelen
oorzaak vaststellen.
Indien de motor met een te lage
oliedruk
draait,
motorschade.
▼ Deze motorfiets is uitgerust met
startblokkeerschakelaars.
schakelaars blokkeren de elektrische
startinrichting als de transmissie niet
in de neutraalstand staat wanneer
de zijstandaard is uitgeklapt.
▼ Als de zijstandaard bij draaiende
motor omlaag wordt geklapt terwijl
de
transmissie
geschakeld
is,
ongeacht de stand van de koppeling.
en
de
ontstaat
ernstige
Deze
niet
in
vrijloop
stopt
de
motor,
81