28
5.4 Hoekmenu lasproces
In het hoekmenu lasproces[BF4] kan een keuze worden gemaakt uit::
•
•
•
5.4.1
Tijdpulsen
Pulsen met pulstijden van 0,1 tot 5,0 seconden
De instellingen bij I1-pulstijd t1 en I2-pulstijd t2 bepalen hoelang de stroom I1
resp. I2 tot het omschakelen naar de andere stroom actief moet zijn. Beide
pulstijden kunnen onafhankelijk van elkaar worden ingesteld.
De tijden en de lasstroomsterkten moeten zo worden afgestemd dat het
materiaal tijdens de fase van de hoge stroomsterkte wordt gesmolten en tijdens
de fase met lage stroomsterkte weer stolt. Bij TIG-pulslassen is het smeltbad
onder moeilijke omstandigheden (in het bijzonder in gedwongen posities en bij
het overbruggen van grote openingen) en bij het lassen van dun plaatmateriaal
beter te beheersen dan bij een constante lasstroom.
5.4.2
Hyperpulsen
Hyperpulsen: met een pulsfrequentie van 10 Hz tot 15 kHz
Het verloop van de lasstroom komt overeen met conventioneel pulsen. De
intervallen waarin de resp. stroom I1 en I2 actief worden, zijn echter altijd even
lang. Omdat deze perioden zeer kort zijn, is de aanduiding met pulsfrequentie
zinvol en gebruikelijk.
Voor de omrekening van de pulsfrequentie naar de resp. pulstijden t1 en t2
gelden de volgende relaties:
Totale pulstijd
= I1-pulstijd t1 + I2-pulstijd t2
I1-pulstijdt1
= I2-pulstijd t2
Voorbeeld:
Pulsfrequentie = 50 Hz
Totale pulstijd = I1-pulstijd t1 + I2-pulstijd t2
sec.
I1-pulstijd t1
= 0,5 * Totale pulstijd = 0,01 sec.
I2-pulstijd t2
= 0,5 * Totale pulstijd = 0,01 sec.
Dat betekent dat de stroom tijdens het lassen gedurende 0,01 sec. (=10 ms) de
waarde van stroom I1 heeft, vervolgens gedurende 0,01 sec. (=10 ms) de
waarde van stroom I2, dan weer 0,01 sec. (=10 ms) de waarde van stroom I1
etc.
Het pulsen met dergelijk korte tijden zorgt voor een slankere en meer
geconcentreerde vlamboog en een diepere inbrand.
(rechtsonder)
Tijdpulsen
Hyperpulsen®
Pulsen uit
Functiebeschrijving
= 1 / pulsfrequentie
= 0,5 * Totale pulstijd
= 1 / 50 Hz = 20 ms = 0,02