Helderheid
Door het aantippen van de rechter beeldschermrand wordt de helderheidsinstelling geac-
tiveerd. In de rechter beeldschermrand toont een balk de momentele helderheidsinstel-
ling in een percentage. Door omhoog of omlaag te vegen bij de rechter beeldschermrand
kan de helderheid van het doelcamerabeeld worden aangepast.
4.1.6 Meetreferenties
Referentieposities
De referentiepositie is het uitgangsvenster van de laser, dus de voorzijde
van het apparaat.
De referentiepositie is de statiefschroefdraad aan de achterzijde van het
apparaat.
De referentiepositie is de statiefschroefdraad aan de apparaatbasis.
Het laserafstandsmeetapparaat kan afstanden van 3 verschillende contactpunten resp.
meetreferenties meten. De omschakeling tussen het uitgangsvenster van de laser, de
apparaatbasis en de schroefdraad aan de onderzijde van het apparaat vindt plaats in het
menu "Meetreferenties' in de gereedschapbalk.
Bij het vastschroeven van een meetverlenging of een statief in de apparaatbasis (positie
(9) in het productoverzicht) vraag het apparaat of de kort of lange meetverlenging moet
worden geselecteerd en of een andere waarde moet worden geselecteerd. Het apparaat
stelt zelf de geschikte meetreferentie voor de geselecteerde meetverlenging in. Voor
andere doeleinden ‒ bijvoorbeeld als waarde voor een statief ‒ kan het resultaat van een
nieuwe meting, een opgeslagen resultaat of een numerieke invoer worden gebruikt.
Offset-instellingen
De functie "Offsetwaarde' vergroot of verkleint automatisch alle metingen met een
vastgestelde waarde. De offset-waarde kan met de volgende opties worden opgeslagen:
• "Nieuwe meting': Een afstand meten.
• "Gegevens': Een opgeslagen meetresultaat selecteren.
• "Numerieke invoer': Numerieke invoer, bijvoorbeeld een anderszins gemeten afstand.
4.2 Metingen ondersteunen met triggers en timers
4.2.1 Activering en deactivering
Met het symbool
worden geactiveerd, die u bij metingen onder-
steunen. De triggers en timers kunnen met
verschillende meetfuncties worden gecombi-
neerd ( → Pagina 23).
Met de optie "Standaardmodus' kunnen de
triggers en timers worden gedeactiveerd.
4.2.2 Trigger "Minimaal'
Het apparaat meet de kleinste afstand tijdens een continue meting.
Aanwijzing
Dit programma is met name handig als een meting exact loodrecht op een doelpositie
moet worden uitgevoerd.
Printed: 29.11.2017 | Doc-Nr: PUB / 5270047 / 000 / 04
kunnen triggers en timers
Nederlands
25