3. Kalibratie uitvoeren/niet uitvoeren.
-
CAL
en
no
> Kalibratie-/afstelfunctie activeren/deactiveren
standaard ingesteld):
-
Selectie yes: Het instrument kan gekalibreerd/afgesteld
worden, zie Instrument kalibreren / afstellen, pagina 28
-
Selectie no: Geen kalibratie/afstelling mogelijk
4. Meetwaarden automatisch bijhouden.
-
Auto-Hold
>
Auto-Hold
bevestigen.
5. Instrument automatisch uitschakelen.
-
Auto-off
en
>
Auto-off
in- resp. uitschakelen:
bevestigen.
6. Alarm indicatie instellen.
-
Alarm
en
> Alarm indicatie in- resp. uitschakelen:
[Hold]
bevestigen.
7. Temperatuureenheid instellen.
-
°C
of
°F
brandt in het display.
> Temperatuureenheid (°C/°F) instellen:
[Hold]
bevestigen.
8. PIN activeren/deactiveren.
-
PIN
en
yes
>
PIN
activeren (yes) of deactiveren
ingesteld).
9. Reset uitvoeren.
-
rst
en
yes
>
rst
activeren of deactiveren:
-
Selectie yes: afstelwaarde verwijderen, wordt teruggezet op
de fabrieksinstelling.)
-
Selectie no: geen reset, afstelwaarde wordt bijgehouden).
resp.
yes
branden in het display.
[ ]
of
en
on
resp.
off
branden in het display.
in- resp. uitschakelen:
on
resp.
off
branden in het display.
on
resp.
off
branden in het display.
resp.
no
branden in het display.
resp.
no
branden.
(no
[ ]
en met
[Hold]
[ ]
of
[ ]
en met
[ ]
of
[ ]
en met
[ ]
of
[ ]
[ ]
of
[ ]
(no
is standaard
[ ]
of
[
].
5 Eerste stappen
is
bevestigen.
[Hold]
[Hold]
en met
en met
19