5.2.2.
Beschrijving van belangrijke functies en indicaties
5.2.2.1.
Alarmindicatie
De alarmindicatie geeft met de volgende displaykleuren aan, in
welk bereik de gemeten TPM-waarde ligt:
groen
oranje
rood
Bij levering van het instrument is de alarmindicatie ingeschakeld.
De TPM-grenswaarden zijn als volgt ingesteld (alleen bij standaard
set art.-nr. 0563 2750):
onderste
grenswaarde
bovenste
grenswaarde
Om de alarmindicatie te activeren/deactiveren, zie Instrument
configureren, pagina 17.
Om de TPM-grenswaarden in te stellen, zie TPM-grenswaarden
instellen, pagina 15.
5.2.2.2.
TPM-grenswaarden instellen
Onderste TPM-grenswaarde instellen
Voorwaarde: Instrument bevindt zich in de configuratiemodus, Zie
ook Configuratie uitvoeren, pagina 18.
1.
Alarm
het display.
-
Indien alarmindicatie geactiveerd: het display brandt oranje.
2. Met
TPM-waarde < onderste grenswaarde
TPM-waarde ligt tussen onderste en bovenste
grenswaarde
TPM-waarde > bovenste grenswaarde
20 %
24 %
De TPM-grenswaarden kunnen tussen 0 en 40 % liggen.
De bovenste grenswaarde
hoger liggen dan de onderste grenswaarde
Om de instellingen van de onderste en van de bovenste
TPM-grenswaarde over te nemen moet men ervoor zorgen
dat de invoer van de bovenste TPM-grenswaarde met
[Hold]
wordt bevestigd.
en de ingestelde onderste grenswaarde verschijnen in
[ ]
of
[ ]
onderste grenswaarde instellen.
(Alarm
) moet minstens 1 %
(Alarm
5 Eerste stappen
).
15