Functies
b Portret
Gebruik deze stand voor portretten waarin de hoofdpersoon
duidelijk in beeld is. De personen krijgen dan op de foto een
egale, natuurlijke huidtint.
• Als de camera een gezicht herkent (vooraanzicht), stelt de
camera scherp op die persoon (gezichtprioriteit: A 24).
• Als de camera een glimlachend gezicht detecteert in het
onderwerp, wordt de glimlachindicator vergroot of
verkleind.
• Wanneer meer dan één gezicht wordt herkend, wordt
scherpgesteld op het gezicht dat zich het dichtst bij het
midden van de monitor bevindt.
• Wanneer geen gezichten worden herkend, wordt
scherpgesteld op het midden van het beeld.
• Digitale zoom is niet beschikbaar.
m
V*
* U kunt ook andere instellingen selecteren.
c Landschap
Gebruik deze stand voor levendige landschappen en
stadsgezichten.
• De camera stelt scherp op oneindig. Het scherpstelveld of
de scherpstelaanduiding (A 8) brandt altijd groen wanneer
de ontspanknop half wordt ingedrukt. Houd er echter
rekening mee dat voorwerpen op de voorgrond mogelijk
niet altijd scherp zijn.
• De AF-hulpverlichting wordt automatisch uitgeschakeld,
ongeacht de instelling van de AF-hulpverlichting (A 104).
m
W
* U kunt ook andere instellingen selecteren.
C
Pictogrammen die voor beschrijvingen worden gebruikt
De volgende pictogrammen zijn gebruikt voor de beschrijvingen in dit gedeelte: X: de flitsstand bij
uitgeklapte flitser (A 30); n: zelfontspanner (A 33); p: macrostand (A 34); o:
belichtingscompensatie (A 35).
n
Uit*
n
Uit*
De onderwerpstand gebruiken
Glimlachaanduiding
p
Uit
p
Uit
10 18 18
o
0,0*
o
0,0*
37