Gedeblokkeerde inrichting voor autom.nivelleren
Systeem met automatisch deblokkeren BD Work
5.4
INRICHTINGEN VOOR AUTOMATISCH NIVELLEREN
De inrichting voor automatisch nivelleren houdt de sproei-inrichting parallel aan het
te behandelen terrein.
Ze werkt met zwaartekracht in alle modellen (behalve TDL), het blokkeren van de
schommeling kan mechanisch (TDE-TDM) of hydraulisch (TDI) gebeuren.
De sproei-inrichting model Work is uitgerust met een inrichting voor automatisch
nivelleren met automatisch blokkeren met behulp van kabels en veren.
De inrichting voor automatisch nivelleren is alleen doeltreffend op vlakke terreinen; op
hellingen wordt aangeraden om de versie met stabiliteitsregelaar (TDI 2P) te
gebruiken of de INRICHTING VOOR HYDRAULISCH NIVELLEREN (TDL) waarmee
de gebruiker de sproei-inrichting indien nodig gelijk met de helling kan plaatsen.
Vóór het gebruik:
a)
controleer dat de sproei-inrichting in het midden is gemonteerd, het gewicht
van de sproei-inrichting moet gelijk verdeeld zijn over de beide helften. Om dit te
controleren, de inrichting voor automatisch nivelleren losmaken van de
mechanische (of hydraulische) blokkering en terwijl u de sproei-inrichting doet
schommelen, controleren dat deze zich automatisch parallel zet met het terrein;
b)
controleer dat bij de modellen die zijn uitgerust regelbare drijfstangen, het
mogelijk is om kleine verschillen in stabiliteit te krijgen door de drijfstangen te
regelen, dit is vooral nuttig op licht hobbelige terreinen;
c)
in de hydraulische versies is het mogelijk om in de plaats van de handmatig
regelbare drijfstang een hydraulische cilinder te hebben (TDI 2P);
d)
als aanvulling voor de inrichting voor automatisch nivelleren, raden
wij glijdende beschermingen voor de stralen;
e)
smeer de glijdende delen met vet.
5.5
HEFINRICHTINGEN
De hefinrichtingen zijn zeer nuttig om de hoogte van de sproei-inrichting te regelen
volgens de hoogte van de te behandelen begroeiing.
De hoogteregeling van de sproei-inrichting wordt als volgt uitgevoerd:
Mechanische hefinrichting
=
controleer dat de steunkabel van de sproei-inrichting goed is ingestoken in de
lier en dat de greep van de lier zodanig geplaatst is dat de kabel is aangespannen;
=
schroef de 4 blokkeerschroeven langsheen de glijders los;
=
regel de hoogte van de sproei-inrichting door de greep van de lier naar behoefte
te verdraaien.
De lier kan een automatische koppeling hebben of de pal kan handmatig losgezet
worden met constante druk om accidenteel vallen te voorkomen. Wees toch
voorzichtig bij het regelen;
=
eens geregeld de 4 blokkeerschroeven opnieuw vastdraaien want schokken
tijdens het werk, veroorzaakt door onregelmatig terrein, kunnen leiden tot
voortijdige slijtage van de kabel en de lier;
=
NOOIT STILSTAAN onder de sproei-inrichting wanneer de hoogte wordt
geregeld.
Hydraulische hefinrichting
=
de hydraulische versie heeft een cilinder met dubbel effect, gestuurd door een
afsluitklep met vangwerk;
=
om de sproei-inrichting te heffen en neer te laten, de bediening gebruiken op het
bedieningspaneel Electroil of de snelkoppelingen van de hefcilinder;
=
de glijders regelmatig smeren met vet en de correcte aantrekking van de
glijbouten controleren, zorg voor een aangepaste speling.
5.6
VERSPREIDEN MET DE SPROEI-INRICHTING VOOR
ONKRUIDBESTRIJDING
5.6.1
BESCHRIJVING VAN DE SOORTEN STRALEN
Er zijn verschillende soorten stralen: met één vaste kop (bedraad of snelkoppeling)
of met verschillende koppen.
In het algemeen zijn ze uitgerust met een antidruppelmembraan; ze zijn gemaakt
van versterkt plastic voor een druk tot 15-20 bar en van vernikkeld messing voor een
druk tot 40 bar. Er bestaan versies met 2-3-4 koppen met pijphouders in plastic en 2
koppen in messing.
5.6.2 BESCHRIJVING VAN DE SOORTEN PIJPEN
De pijpen zijn zeer belangrijk voor een goede verdeling op de te behandelen
beplanting. Pijpen van slechte kwaliteit of versleten pijpen vertonen de neiging
onregelmatig behandelde stroken te maken.
De pijpen zijn verkrijgbaar in verschillende afmetingen om te werken met een zeer
precieze druk, voor het verkrijgen van bepaalde soorten grote of kleine druppels; elk
ander gebruik dan het bedoelde gebruik brengt de precisie en de levensduur van de
pijp in gevaar.