Dit symbool op de machine duidt
op de kuip met zuiver water om
het buizenstelsel te reinigen.
FIG. 11
OPGELET: door het gebruik van de kranen op de
pomp of in elk geval in het voorste deel van de
machine staat de gebruiker in de buurt van de
cardanas. Ondanks de beschermingen
overeenkomstig de CE-regels moet de motor van
de tractor worden stilgelegd en moet de sleutel
worden verwijderd.
Aanzuigkraan
Blokkeerhaken van
de sproei-inrichting
4.13 REINIGEN VAN DE SPROEIER
Na elke behandeling de machine zorgvuldig reinigen met zuiver water, ook de
aanzuigfilters en opstuwfilters reinigen. Vuile uitrustingen zijn uitermate
gevaarlijk voor mensen en het milieu. Het is verboden om restanten van het
reinigen zonder voorzorgsmaatregelen in het milieu weg te gieten, dit
veroorzaakt vervuiling van de watervoerende lagen. Verspreid restanten door
opnieuw over het behandelde veld te gaan.
4.13.1 BUIZENSTELSEL EN KUIP VOOR HET REINIGEN
Bepaalde modellen van de machines zijn uitgerust met een reservoir voor reinigen
van het buizenstelsel (FIG.11). Dit reservoir moet worden gevuld met zuiver water ;
dit dient voor het reinigen van het hele buizenstelsel voor aanzuigen, opstuwen,
pomp, drukregelaar, stralen en pijpen. Dankzij de erg praktische draaiende buis kan
het hele binnenvlak van de kuip worden gespoeld.
NB.: Om de kuip en de leidingen volledig te reinigen en alle restanten van diverse
actieve stoffen te verwijderen, wordt aangeraden om aan de wasvloeistof 2 kg soda
toe te voegen voor 100 l water.
Als de behandeling klaar is, het buizenstelsel en de kuip reinigen.
a)
Zet de pomp met membranen stil door de aftakas uit te schakelen.
b)
Controleer dat het reservoir voor reinigen van het buizenstelsel gevuld is (C).
c)
Controleer dat de algemene bediening van de drukregelaar in de stand
OFF staat en dat alle sectoren van de sproei-inrichting gesloten zijn.
d)
Draai de aanzuigkraan A in de stand buizenstelsel voor reinigen (H2O).
e)
Start de pomp met membranen en schakel de aftakas in.
f)
Verhoog het toerental om alle vloeistof in het reservoir voor reinigen van het
buizenstelsel op te zuigen C.
g)
Schakel de pomp met membranen uit en draai de kraan A in de werkstand
(TANK).
h)
Zet de algemene bediening in de stand ON, om druk te krijgen in het
buizenstelsel.
i)
Start pomp met membranen opnieuw en gebruik de waskraan van de kuip, op
de regelaar (of op de pomp) die straal B voedt.
j)
Na enkele minuten kan de waskraan van de kuip gesloten worden.
k)
Verspreid restanten van het reinigen op een deel van het veld waar geen
schade wordt veroorzaakt.
l)
Na het reinigen, de pomp met membranen stilleggen.
NB.: eens het reinigen klaar en bij kans op vorst, de kuip vullen met ongeveer 500
gram normaal antivriesmiddel voor auto's.
5 HORIZONTALE SPROEI-INRICHTINGEN VOOR GRASACHTIGE
GEWASSEN (ONKRUIDBESTRIJDING)
5.1 MECHANISCHE SPROEI-INRICHTINGEN VOOR
ONKRUIDBESTRIJDING
Deze zijn uitgevoerd in staal, geschilderd met een epoxyverf of warm verzinkt. De
stangen met stralen zijn in roestvrij staal of moplen met de stralen normaal
gemonteerd op een afstand van 50 cm van elkaar.
Alle sproei-inrichtingen worden tegen het centrale deel geplooid en de buitenste
armen hebben veiligheidsscharnieren om breuken te voorkomen als het einddeel
tijdens het werk tegen een obstakel zou botsen. In het geval van een dergelijke
botsing plooit de sproei-inrichting terug om het obstakel te vermijden en in het
algemeen wordt daarna automatisch opnieuw de werkstand ingenomen. De
gebruiker moet toch proberen om botsingen tegen voorwerpen te verwijden want
op termijn zullen zowel de sproei-inrichting als het obstakel beschadigd geraken;
te meer reden omdat men er ook kan aan blijven vasthaken. De handelingen om
de mechanische sproei-inrichtingen te openen en te sluiten, gebeuren zeer
intuïtief en de zones waar men de handen moet zetten om dit te doen worden
aangeduid met labels.
Controleer de bevestiging van de blokkeerinrichtingen, aangeduid op de
overeenkomstige labels van de mobiele armen.
Let vooral op het gevaar op verpletteren van de bovenste ledematen tussen de
scharnieren.
Controleer dat er zich geen personen of voorwerpen in de straalopening van de
sproei-inrichtingen bevinden; let vooral op de aanwezigheid van eventuele
elektrische leidingen.